17
OUDE APOTHEEK
jodium bevatte met alcohol van 95%. Dat
is inmiddels teruggebracht tot 2% jodium in
alcohol van 50%. U begrijpt dus, als die
jodiumtinctuur op de wond ging, vloog
Pietje zowat tegen het plafond. Die viel
nooit meer in de prikkeldraad. Er was een
prettig contact met het publiek. Soms had
ik het gevoel in een dorpsapotheek te
staan. Toen kwam de oorlog. Vijf dagen
een chaotische toestand (wij hadden drie
Pinksterdagen dienst) van mensen, die uit
Vlissingen wea wilden en hun medicijnen
"liefst drie keer, juffrouw" bestelden.
Daarna moest iedereen Vlissingen verlaten
en gingen wij op zoek naar een onderko
men, om de apotheek te verplaatsen. Dat
werd in Koudekerke in een ruimte, die
door onze Hollandse militairen als kantine
was gebruikt. De bierflesjes lagen nog in
de hoek. Maar waardevoller voor ons wa
ren de twee biljarten die daar stonden en
waarop we de balansen konden zetten.
Met gecamoufleerde sleperswagens haal
den we in drie keer de apotheek leeg. Nu
ja, de belangrijkste zaken.
Wat hebben we daar gewerkt en wat zag
dat biljart eruit. Daar nadden babies op
gelegen met schrijnende billen, die met
zinkolie waren ingesmeerd; brandwonden
overgoten met picrinezuur en noem maar
op. Geen vlek te gek. De terugtrekkende
Fransen lieten bij Der Boede vele medicij
nen achter. Daar lagen zo maar aan de
kant van de weg ampullen morphine, kali-
umpermanganaat, verband. Men bracht
het naar mij en wij hebben dat pakket nog
heel lang bewaard. Terug in Vlissingen be
gon een nieuw tijdperk: de schaarste aan
geneesmiddelen werd al snel gevoeld. Er
kwam distributie: insuline op de bon, lever
traan alleen voor ernstige patiënten. En
wat voor levertraan: niet meer die mooie
blanke goudgele. Nee, de middelste en
onderste kraan uit de vaten waren geo
pend en wat we toegediend kregen was
troebel en smaakte afschuwelijk.
Er was veel analytisch werk te doen. Men
kwam met watermonsters, met stukken vet
'ergens' vandaan, soms alleen geschikt om
er zeep van te maken. Er kwamen recep
ten voor het sauzen van tabak, gekweekt
in vele tuintjes. Een hoofdingenieur van De
Schelde kwam regelmatig bedelen om een
onsje citroenkruia (Herba Melissae), een
surrogaat voor de pijp. Wij stonden uren
lang salebslijmen te schudden, tegen de
diarrhee, omdat er geen laudanum meer
was en zo gingen de jaren van de bezet
ting voorbij.
Toen kwam hef laatste bedrijf. Antwerpen
gevallen, de Schelde moest voor de door
vaart vrij. Walcheren moest genomen en
werd op vier plaatsen gebombardeerd,
om de dijken door te gooien. Het water:
sluipend kwam het eraan tot de kelder vol
liep. De apotheek moest andermaal over
gebracht worden, ditmaal naar het over
volle Middelburg. Na deze verhuizing
werkte ik zelf op een andere plek, om de
achterblijvers in Vlissingen te helpen. De
meeste spullen zijn ingepakt, maar op de
bovenste planken in de apotheek staan
nog medicijnen en als de nood aan de
man komt, varen we met een roeiboot de
apotheek binnen en beklim ik op blote voe
ten een ladder voor die medicijnen op de
bovenste plank. Dat ik voor dergelijke situ
aties zou komen te staan had ik, toen ik
apotheker werd, nooit kunnen dromen.
Dan komt de bevrijding en daarmee de
wederopbouw. Maar wat zijn we ten ach
ter na vijf jaren bezetting! Nieuwe genees
middelen, nieuwe apparatuur, geneesmid
delen tegen TBC en het 'wondermiddel' de
peniciline. Nieuwe balansen zonder ge
wichten, zalfmolens, mengtoestellen, poe-
dervouwmachines. We komen in een
stroomversnelling, alles gaat als een lawi-