VUSSINGEN IN POEZIE 15 Fragmenten uit het werk van Betje Wolff en Aagje Deken Bloeiend Vlissing, bloem der Steden, Al dien leevens overvloed, Die het oog alom ontmoet; Al dien schat, die kostlykheden, Schonk de Zeevaart aan de vlyt, U en 't Vaderland gewyd. Maar wat is des sterlings poogen? Hooge God, gy hebt alleen Haar uit een begin zo kleen Opgevoerd tot dat vermogen; Dank myn Vlissing uwen God, Voor dat hoog aanzienlyk lot. Uit: "Walcheren in vier gezangen" door E. Wolff geb. Bekker; Hoorn, 1769. DE KAPITEIN Komt, rapse knaapen, Matroozen, komt, naar Boort. Wy gaan terstond uit kaapen; Daar slaat de Trom! voort, voort. Het Scheepje is reeds zeilvaardig; 't Is regt voor Wind en Ty. Zyt gy deri naam nog waardig Van Vlissingers, volgt my! DE BLYDE THUISKOMST o VlissingI reeds van ouds vermaart, Om vrye Kapery, Is dat niet wel door ons geklaart? Wy komen u rasch by; Maar gaan zo aanstonds weer in Zee, Als ons maar doenlyk is. En brengen wy geen Pryzen meê Dan gaat het buiten gis... Nu schieten wy, de Stad ter eer, Nog eens met al 't Kanon... Daar krygen wy het Salvo weêr, Zo fraai men 't hebben kon. Uit: "Economische liedjes" door E. Bekker, wed. A. Wolff en A. Deken; derde deel; 's Gravenhaage, I78I DE NIEUWSTYDING HemelI zou het waarheid wezen? Is myn Vlissing in de hand Van den ruwen Brit gevallen? Is de Krygsbanier geplant? Waayen van haar Muur en Torens 's Vyands vlaggen? Is de Maar', In Noordholland aangevlogen, Dan, helaas, maar al te waar? Waarde Broeders, lieve Zusters, Heusche Maagschap, Burgery. Speelnoods van myn' kindsche dagen, Ach, hoe dierbaar zyt gy my! Denkt hoe my die Maar' moet treffen! Die me alom word aan gebragt: "Vlissing, daar gy wierd gebooren, "Boog voor 's Vyands overmagt. Maar, wat straal van hoop verspreit zich Door myn afgepynden geest? Nimmer boog het stryabaar Vlissing Voor een vyand, hoe gevreest! Vlissing, om haar helden daaden, Zo beroemt als om haar ree, Heeft gewis dien moed behouden, Ook in 't zoet genot der vree. Vlissing, hartvriendin der vryheid, Die 't gehoonde Vaderlana Grooten Ruiter heeft geschonken, Word zo ligt niet overmant: Vlissingen heeft nog Matroozen Die den Vyand durven staan, En hun leven weinig achten, Komt het tot een bloedig slaan. Uit: "Economische liedjes" door E. Bekker, wed. A. Wolff en A. Deken; tweede deel; s Graavenhaage, I78I.

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1988 | | pagina 16