21 BRONZEN VIJZELTJE soonlijke randschriften zijn geweest. Tot deze categorie moet ook het Vlissingse vij- zeltje worden gerekend. Men neemt aan, m.i. terecht, dat ze door de bronsgieters op voorraad werden gemaakt. Dat deze 'standaardvijzels' ook als huwelijksge schenk dienst hebben gedaan moge blij ken uit een randschrift als: "Amor Vincit Omnia", of in de landstaal: "Liefde verwint al dinck". De spreuk "Lof Godt van Al" be hoeft niet noodzakelijk met een huwelijk verbonden te worden en of onze vijzel in dertijd aan een bruidspaar is geschonken is dus moeilijk te achterhalen. Zeker is dat vele generaties huisvrouwen en/of diens boden hierin diverse kruiden hebben fijn gemalen. De in apotheken aanwezige vijzels waren als regel beduidend groter dan de huis- houdvijzels. Sommige exemplaren hadden een hoogte van ruim 40 cm. De randschrif ten bestonden uit spreuken, afgestemd op de farmacie of vermeldden de naam van apotheker of farmaceutische instelling. Een voorbeeld van een spreuk op een vijzel uit 1651"Stoten die ick leyden doen de cruydeniers verbleyden" (Museum Gruut- huuse, Brugge). Er waren tot ongeveer 1 800 geen brons gieters, die alleen maar vijzels maakten. Dit blijkt o.m. uit een Duitse gravure uit 1568, waarop de eindprodukten van een bronsgieter staan afgebeeld. We zien ka nonnen, kerkklokken, grapen (kookpotten) en vijzels. Bronsgieters waren in de eerste plaats klokken- en aeschutgieter en de vij zel ontstond min of meer als een bijpro- dukt. Ze werden gemaakt van de spijs (vloeibaar brons), aie na het gieten van klok of stuk geschut was overgebleven. Zo heeft bijv. de als klokken- en geschutgieter bekend geworden Jan Burgherhuys, werk zaam in Middelburg in het begin van de 17e eeuw, ook vijzels gemaakt. Terloops zij nog opgemerkt dat het Stedelijk Museum Vlissingen van deze Burgherhuys een tweetal klokjes bezit, resp. gedateerd 1601 en 1613. Slechts op een deel van de vijzels is de naam van de gieter in het randschrift ver werkt. Toch is het in een aantal gevallen mogelijk de maker te identificeren en wel aan de hand van de reliefranden op de door hem gegoten klokken. De reliefversie- ringen op klokken en vijzels waren name lijk meestal identiek, zij het dat ze voor de vijzels niet altijd pasklaar waren. Had dus een klokkengieter op zijn werkstuk zijn naam aangebracht, dan is het niet ge waagd om op grond van reliefovereen- komsten een vijzel zonder gietersnaam aan dezelfde gieter toe te schrijven. In de 16e en 17e eeuw werden de orna menten van de op friezen voorkomende re- liefs door de bronsgieter veelal aan pren ten en gravures ontleend. De ruimte laat niet toe hierop uitvoeriger in te gaan. Als grote bijzonderheid wordt gewezen op een middeleeuwse vijzelgieter. We bedoe len de kloosterbroeder Willemus Tovthorp. Deze monnik goot in 1 308 een met goti sche vierpassen versierde vijzel voor het hospitaal van St.Mary's Abbey te York en al deze gegevens zijn op de vijzel zelf te lezen. De vijzel wordt thans bewaard in het Yorkshire Museum te York en Engeland beschikt hiermee over de vroegst gedateer de vijzel. Wij vermelden tot slot nog een aantal be roemde bronsgieters, die in de Nederlan den werkzaam zijn geweest. Voor Vlaan deren moet vooral net geslacht Van de Ghein worden genoemd; negen leden van dit geslacht heoben in de loop van de 16e en 17e eeuw vijzels vervaardigd. In de Noordelijke Nederlanden genoten in

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1988 | | pagina 22