DE GANGEN, DOMEIN VAN
'GASJES' EN 'GROTE GASTEN'
14
A.H. VAN D!IK
Toen de vesting Vlissingen in l 867 werd
opgeheven lag de stad nog geheel binnen
haar wallen, poorten en vesten. De trotse
verdedigingswerken van Napoleon - hij
was zelf ae voortgang in de bouw in
1810 en 181 1 nog komen inspecteren -
werden speelterrein van de jeugd. Je kon
nu voortaan heel gemakkelijk vanuit de
stad op het Klein Zandje komen en van
daar onderlangs de zeemuur en tussen de
"Kastekkels" (staketsels) van de zeewering
van de Platte Dijk (nu Boulevard Bankert).
Vanaf de Paardenmarkt stak je de hoofd
wal over, dan door het Droge Vestje.
Tegen de binnenkant van de Westbeer, bij
de schietgaten omhoogklauteren en je dan
langs de schuine buitenkant van de beer
omlaag laten glijden. In mijn jeugd was er
door alle generaties kindervoetjes in het
harde steen van de Westbeer langzamer
hand een gladde slieraoot ontstaan waar
we nog steeds gebruik van maakten als
we naar strand gingen. Je kon hier ook in
de gangen van Napoleon komen. Dit was
de plaats waar gevochten werd tegen de
jeugdbendes uit andere stadsbuurten, die
hier niets te maken hadden. Zo is de be
ruchte Blanke Bloed Bende eens met een
hooivuur uit de gangen gerookt. En als de
eetlust het van ae vechtlust won gingen ze
kreukels zoeken tussen de stenen van de
zeewering of met een mossel aan een
touwtje krabben "tukken" op de paalhoof
den. Die werden dan in de gangen ge
kookt op een vuurtje van wrakhout en
daarna met een kromme speld leegge-
pulkt.
Rond de eeuwwisseling werden de
Boulevards steeds verder volgebouwd en
bij de aanleg van de Oprit verdween het
gangenstelsel geheel onder de straat en
onder het verdiepte plantsoentje rond
"Narrebout", het standbeeld van loods en
mensenredder Frans Naerebout. En zo
zakten de verhalen van de oude Vlissingers
weg in het drijfzand van de legendes over
de onderaardse gangen onder de
Boulevard. Die moesten lopen van de
Kazematten bij De Ruyter tot aan de
Gevangentoren en van daar tot aan de
Westbeer en zo verder tot aan de
Kustbatterij van Napoleon bij Fort de
Nolle, ledereen kende wel iemand, die als
gasje nog door die gangen had gelopen.
U begrijpt onze spanning toen tijdens de
mobilisatie in 1939 besloten werd de gan
gen van de Westbeer te openen om er
een schuilkelder van te maken. Toen er
twee mannetjes van de Gemeente met een
handkar kwamen begon het avontuur. Ze
groeven een diep gat naast het plantsoen
tje van Naerebout en na een paar dagen
zoeken kwam er een gang bloot. Ze pro
beerden met een hamer en beitel een gat
in de zoldering te hakken. Er was geen
doorkomen aan, want daar was het met
selwerk het dikste en de kalkspecie was
vreselijk taai. Later groeven ze langs de zij
kant van de gang verder omlaag en kon
den zo via de schietgaten binnen komen.
Zodra de mannetjes verdwenen waren kro
pen wij in de gangen. Het rook er vreselijk
muf en er stond water in. Het was er dood
stil, behalve het geluid van vallende water
druppels. De wanden blonken van vochti
ge aangroeisels met hier en daar een
kronkelende wurm. Van het gewelf hingen