11 MUSEUMBELEID brengt vele museumdirekteuren in gewe tens-nood. Juist door dit geweten is in het verleden voorkomen dot veel kostbaar ma-, teriaal voor het nageslacht verloren is ge gaan. Een museumcollectie is van iedereen. Het is een gezamenlijk erfgoed en niet het re sultaat van de hobby van een museumdi- rekteur. Bij elke aanschaf of schenking dient men bewust af te wegen of men een aangeboden voorwerp wel wenst te ver werven en of men het ook voor de toe komst veilig kan stellen en kan onderhou den. Hoewel in het verleden al te vaak is gebleken, dat door de eigenzinnigheid en doorzettingsvermogen van een museumdi- rekteur de beste collecties zijn ontstaan, mag een verzamelbeleid nooit ontstaan uit de privé-voorkeur van die persoon. De op bouw van een collectie moet in een con- tekst geplaatst worden. Men dient boven zijn eigen interesses te staan. Hiermee kom ik aan een tweede aspekt in het beleid van Rudi Fuchs. Hij heeft laten doorschemeren, dat hij per soonlijk erg geïnteresseerd is in kunste naars als Beuvs, Penck en Long. Met de verkregen gelden wil hij met name werken egen gele van deze kunstenaars aanschaffen. Een bewust verzamelbeleid is lovenswaardig. Men moet niet alles willen verzamelen voor een winter die nooit komt en tenslotte keuzes durven maken. Het is echter discu tabel als de privé-interesses prevaleren bo ven andere argumentaties. In het geval van het Haags Gemeentemuseum heeft dit ge resulteerd in het voornemen werken van Monet, die door Fuchs zelf als minder mooi worden beschouwd, te verkopen. De mening van het publiek, dat moreel als mede-eigenaar gezien kan worden van de te verkopen schilderijen, is blijkbaar van minder belang. Een derde aspekt, wat mij is opgevallen, is dat Rudi Fuchs objekten als handelswaar, als geld gaat zien. De algemeen geaccep teerde mening in musea is, dat een (kunst)objekt een meerwaarde vertegen woordigt waaraan de financiële waarde ondergeschikt is. Fuchs draait dit om. Naast een museaal ethisch probleem ligt er ook een financiëel probleem. Rudi Fuchs hoopt met de verkoop van slechts drie schilderijen 40 miljoen gulden te ontvan gen. Door de huidige windhandel in de kunst zijn diezelfde schilderijen eerdaags misschien een veelvoud waard. Op korte termijn kan het argument, dat de verkoop van een schilderij een goede belegging is geweest gelogenstraft worden. Het toont een kortzichtigheid, terwijl van een mu- seumdirekteur anders verwacht mag wor den. Beangstigend is het dan ook, dat een gemeentebestuur kennelijk een dergelijk beleid ondersteunt. Wat is de volgende stap? Verkoop van cultureel erfgoed om een gat in de begroting te dekken? Het verkopen van onderdelen van collec ties, hoe gering in aantal ook, is zeer dis cutabel. Een vertrouwen tussen publiek en instelling, waarop het hele werk van een museum is gebouwd, wordt aangetast of verdwijnt zelfs. Daarnaast is ae kans groot, dat men later moet constateren dat museumobjekten voor een "schijntje" versja cherd blijken te zijn. Het is dan ook te ho pen, dat Fuchs terug komt op zijn voorne men en dat ovemeden, die dergelijk beleid sanctioneren ook eens wijzer wor den.

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1989 | | pagina 10