5
te stellen dat hij een burger van Vlissingen
was geweest, en vurig hoopte dat deze
aloude heldenstad worden zou eene der
schoonste steden van Nederland.
Die welgemeende wenschen werden echter
niet spoedig vervuld. De ontwikkeling van
"de stad der toekomst", zoo als sommigen
bij het feestmaal onder 't klinken der bo
kalen haar hadden genoemd, ging uiterst
traag, en het scheen wel alsof Mercurius
weinig lust had om zich te vestigen waar
Mars zoo lang den staf had gevoerd. Aan de
schoone bazaltkaaien lagen maar enkele
schepen, en dan nog meest koffen, kot
ters, tjalken en soortgelijk "goedje". Voor
den havenmond, een der beste en breed
ste van Europa, zag men wel reusachtige
stoomers en volgeladen driemasters, maar
met bestemming naar het twintig uren ver
der gelegen Antwerpen. De ruime pakhui
zen, waarin geslachten van spinnen onge
stoord hunne netten konden weven,
bleven ledig; en wanneer men van het ha
venstation door den langen overdekten
gang ging naar de groote hal, grenzende aan
de zich met het getijde bewegende ijzeren
aanlegplaats of ponton, hoorde men den
klank zijner voetstappen als in de stille ga
lerijen van een afgelegen klooster. De be
trekking van "statie-overste", zooals onze
vlaamsche buren zeggen, had hier veel van
eene sinecure, en gaf alleen maar zorgen,
wanneer aanzienlijke potentaten, gelijk de
czaar aller Russen, de koningin van
Engeland en dergelijke personages, van de
gemakkelijke aanlegplaats gebruik maakten,
en hunne tevredenheid in gouden ringen en
diamanten doekspelden kenbaar maakten.
De bedrijvigheid bleef echter weg, en het
scheen wel alsof zich hier de geschiedenis
herhalen ging van de schoone slaapster in
het bosch, sluimerend wachtende naar den
oeden prins, die bij tooverslag haar en
aar hofstoet uit de rust zou doen ontwa
ken.
Reeds in 1865, toen de middelen ter sprake
kwamen om van de uitnemende gelegen
heid aan den mond der Schelde gebruik te
maken, had een onzer kundigste scheeps-
bouwingenieurs, dr. Bruno Tideman (over
leden Maart 1883) een paar brochures ge
schreven, om de wenschelijkheid te
betoogen dat er te Vlissingen zou gevestigd
worden een op zeer groote schaal
ingerichte fabriek van scheepsbouw.
Dat goede woord had eene goede plaats ge
vonden, want kort na de opening der ha
venwerken ontbood Z.M. de koning ge
noemden ingenieur bij zich, om hem te
vragen, of hij geen kans zag een dergelijke
fabriek te stichten op de terreinen der kort
te voren ontruimde Rijks-werf. Tegen eene
zaak van zoo grooten omvang als dr.
Tideman zich eerst had voorgesteld waren
onoverkomelijke bezwaren, doch in over
leg met den heer Arie Smit, een lid der al
gemeen bekende ondernemende familie
aan den Kinderdijk, en na eene nieuwe sa-
menspreking met den koning, kwam men
overeen om de inrichting op kleiner schaal
te beproeven. Het publiek, maar zelden
bereid om nationale ondernemingen te
steunen, en dat zich doorgaans liever
plaatst aan de groote speelbank der pre-
mieleeningen, liet zich ook hier onbetuigd,
zoodat slechts door enkele belangstellen
den de twee ton werden samengebracht,
waaruit de oprichtingskosten en het "leer
geld" moesten worden betaald. Met ijver
werd echter de hand aan het werk gesla
gen, en spoedig waren de grondslagen ge
legd eener fabriek voor scheepsbouw en
werktuigen, die genoemd werd naar den
machtigen stroom welke de muren der
oude veste bespoelt, en, op aansporing des
konings tot stand gekomen, terecht den ti
tel voert van "Koninklijke Maatschappij De
Schelde".
Terwijl deze instelling zich uit kleine begin
selen langzamerhand ontwikkelde, bleek
telkens klemmender de belemmering van
het ingewikkelde en omslachtige staatsbe
heer der havenwerken. De genoemde heer
Arie Smit, een man, gelijk de heer Tideman
zegt, van zeldzame energie en werkkracht,
en van der jeugd af aan in het scheeps
bouwbedrijf werkzaam, was in Juli 1879 tot
burgemeester van Vlissingen benoemd, en
had de zware taak op zich genomen om
dien lastigen band los te maken. Niet
gemakkelijk liet de Regeering zich overtui
gen, maar de heer Smit werd niet ontmoe
digd; hij had nu eenmaal de ontwikkeling
der welvaart van Vlissingen tot levensdoel
fekozen, en waar geestdrift bestaat en een
rachtige wil, laat een goede uitslag zich
doorgaans niet wachten. Zoo geschiedde
het ook hier, want eindelijk waren alle be
zwaren overwonnen en kon men de noodi-
ge overeenkomsten sluiten, zoodat de di
recteur der maatschappij, de ijverige en
kundige heer Joseph van Raalte, in Febr.
1883, door eene circulaire aan belangheb
benden kennis geven kon, dat men de ha
venwerken te Vlissingen in erfpacht over-