TENTOONSTELLINGSNIEUWS
26
AMSTERDAM,
RIJKSMUSEUM
'S-HERTOGENBOSCH,
NOORD-BRABANTS
MUSEUM
In tegenstelling tot het werk van kunstenaars
als Rembrandt of Frans Hals, die los en met
een persoonlijk handschrift schilderden, zijn
de schilderijen van de fijnschilders zo glad als
foto's. Deze kunstenaars waren in staat met
ongelooflijke precisie, stoffen en materialen in
alle mogelijke details weer te geven. Het ge
volg was wel dat dit soort techniek elke per
soonlijke en grovere verftoets uitsloot. Hoewel
het nu lijkt alsof het vooral Rembrandt,
Vermeer en Frans Hals zijn, die de 17e eeuw-
se kunst in Nederland vertegenwoordigen en
altijd vooraan in de belangstelling hebben ge
staan, was dat tot voor 150 jaar geleden he
lemaal niet het geval.
De tien op deze tentoonstelling gepresenteer
de fijnschilders waren al beroemd en succes
vol tijdens hun leven, en dat is lang daarna zo
gebleven. Hun onwaarschijnlijke techniek, die
"toetsloze netticheyt", was absoluut geen doel
op zichzelf maar middel om een schilderkunsti
ge ambitie te verwezenlijken. Die ambities lie
pen echter lang niet allemaal parallel. In de
periode van ca 1650 tot 1720, vanaf de
"geestelijke vader van de fijnschilderkunst"
Gerard Dou tot en met Adriaen van der
Werff, zijn er volgens Peter Hecht, de samen
steller van de tentoonstelling, drie achtereen
volgende stadia aan te wijzen waarin telkens
een stap verder werd gegaan om de fijnschil
derkunst inhoudelijk te verdiepen. Terwijl
Gerard Dou al zijn vaardigheden in dienst
stelde van zijn verlangen om de zichtbare we
reld zo volmaakt mogelijk weer te geven en
zich een meester betoonde in het bedriegelijk
realistisch nabootsen van allerlei uiteenlopen
de voorwerpen, wist zijn geniale leerling
Frans van Mieris een veel levendiger enscene
ring te bereiken. Hij plaatste zijn figuren in le
vensechte situaties en ontdeea ze van allerlei
bijzaken. De kunst van Van Mieris bleef niet
alleen tof Leiden beperkt, maar inspireerd e
ook schilders als Godfried Schalcken in
Dordrecht en Caspar Netscher in Den Haag.
Toch was daarmee de fijnschilderkunst in
Nederland nog niet beëindigd.
In de laatste decennia van de 17e eeuw ver
schoven de onderwerpen van de burgerlijke
dagelijkse taferelen naar klassieke en bijbelse
onderwerpen.
De kunsthistoricus Peter Hecht waarschuwt er
voor dat degene die de schilderijen van Va n
der Werff al te veel vanuit een hedendaags
kunstgevoel benadert, niets van zijn vroegere
roem zal begrijpen. Het werk verdient op
nieuw en zonder vooroordeel te worden beke
ken. Dat opnieuw bekijken beoogt hij met
heel de tentoonstelling en de daarmee verbon
den katalogus. De kunstwerken ziet hij niet als
dokumenten van een voorbije cultuur, maar als
ambitieuze werkstukken van talentvolle schil
ders.
De tentoonstelling in het Rijksmuseum loopt
t/m 25 februari. De katalogus kost ff 59,90.
Piet Mondriaan (1872-1944) is wereldbe
roemd geworden om zijn abstrakte schilderij
en. Zoals al zijn abstrakt werkende tijdgeno
ten, is hij echter figuratief begonnen. Hij kreeg
lessen van een Haagse schilder, zijn oom Frits
Mondriaan, en in zijn vroege werken zien we
dan ook nogal eens motieven, die ook de
Haagse School-kunstenaars vaak schilderden.
Molens bijv. en boerderijen.
Tussen januari 1904 en februari 1905 heeft
hij in het Brabantse Uden gewoond. Va n
daaruit maakte hij tochtjes naar andere plaat
sen, zoals Heeswijk, Dinther, Nistelrode,
Veghel en Oirschot.
Tot 14 januari is in het Noord-Brabants
Museum in Den Bosch een tentoonstelling te
zien, gewijd aan het Brabantse werk van
Mondriaan, dat tot nu toe nog maar bij weini
gen bekend was. Op die tentoonstelling
hangt o.a. het onlangs door het museum ver
worven schilderij, dat vermoedelijk de molen
van Heeswijk voorstelt: een houten standerd -
molen die in 1778 werd gebouwd en in