15
EEN MYTHE DOORBROKEN
naar Den Helder. De werkloosheid bleef ach
ter. Het was de taak van de gemeente om
deze werklozen op te vangen en eventueel van
steun te voorzien. In l 873 was het aantal in
woners alweer terug gelopen naar 9500.
Kortom geen prettige tijd voor de stadsbestuur
ders.
De gemeente deed er vervolgens alles aan om
de stad weer aantrekkelijk te maken voor bij
voorbeeld industrie. De stadswallen werden af
gebroken, zodat er ruimte kwam voor wonin
gen en bedrijven. Men benaderde de koning
en de regering met verzoeken om de spoorlijn
vanuit Bergen op Zoom door te trekken naar
Vlissingen. Het lukte, er kwam een spoorlijn,
een kanaal, havens en zelfs een verbinding
met Engeland. Vlissingen lijkt te ontwaken. Bij
de oude havens, aan het Dok, wordt een
scheepswerf opgericht, de latere Koninklijke
Maatschappij De Schelde. De dagelijkse ver-
Jhr. Victor E.L. de Stuers (staande), referendaris voor
Kunsten en Wetenschappen en secretaris van de
Rijksadviseurs voor de Monumenten, en PJ.H.
Cuypers, bouwmeester van het Rijksmuseum
binding met het Engelse Queensborough wordt
verzorgd met moderne stoomschepen van de
Stoomvaart Maatschappij Zeeland, die al snel
de eerste toeristen uit Engeland bracht. Aan het
eind van Vlissingen, bij de duinen, verrees een
luxueus badhotel, dat moest wedijveren met ho
tels als in Domburg of Scheveningen. Sommige
Vlissingse burgers geloofden - of hoopten - dat
Vlissingen de concurrentie aankon met steden
als Antwerpen, Amsterdam of Rotterdam. De
aandacht van het stadsbestuur is dan ook met
name gericht op de groei en ontwikkeling van
de staa. De vooruitgang staat voorop en opti
misme is troef. Maar ae bestuurders konden
niet, zoals in de twee voorbije eeuwen het ge
val was, rijkelijk putten uit de schatten van over
zee. Er was te weinig geld om alle groeiplan
nen uit te voeren. Het behoud van het cultureel
erfgoed staat dan ook, heel begrijpelijk, niet
hoog op de prioriteitenlijst. Het onderhoud en
beheer van de oude gemeentelijke gebouwen
was al een zware last.
HET NEDERLANDS CULTUREEL ERFGOED
Er was in Nederland niet echt sprake van een
denken gericht op cultuurbehoud. Men keek lie
ver (en niet onterecht) naar de toekomst.
"Slopen met de oude troep", was niet alleen in
Vlissingen, maar ook elders in het land het mot
to. Vanaf 1814 had koning Willem I regelma
tig kunst aangekocht en was heel actief op cul
tureel gebied. Na de Belgische opstand van
1830 had de koning echter minder invloed en
was de regering verstoken van een deel van
het land, waar relatief veel inkomsten vandaan
kwamen. Het resultaat was dat cultuur het eer
ste was waarop werd bezuinigd.
Het was een zekere Victor de Stuers, die in
1 873 in een artikel in het tijdschrift 'De Gids'
fel reageerde. Hij noemde het artikel 'Holland
op zijn smalst'. De sluimerende belangstelling
voor kunst en cultuur kwam hierdoor weer naar
boven. Het artikel gaf een belangrijke impuls
tot het denken over behoud van cultuurgoede
ren. Deze zelfde De Stuers werd prompt aan
gesteld bij het Ministerie van Binnenlandse
Zaken als ambtenaar bij de afdeling Kunsten
en Wetenschappen, de verre voorloper van het
huidige Ministerie van WVC. Vanuit die functie