17
EEN MYTHE DOORBROKEN
I, JP|
Grafzerk, opgegraven in de Vlissingse binnenstad,
een van de eerste voorwerpen van de
Oudheidkamer. Collectie Stedelijk museum.
dl
i i i J
j 0":! HVW PM-
itmiimi i ut» in if i 11 iniiiül'.i «mimi irlmiÉ
In Utrecht studeerde een jongeman, geboren in
Vlissingen. Hij was een beetje vergelijkbaar
met Victor de Stuers. Een einzelganger. In
I88l was hij 16 jaar, niet bepaald een leef
tijd waarin je je druk maakt over de verkoop
van stadszilver. Door wie hij aangestoken was
is onduidelijk, maar Willem van der Os junior
had een grote passie: geschiedenis en met
name van Vlissingen. Inmiddels, in 1889, was
hij 25 jaar en stond binnen twee dagen na het
eerder genoemde raadsbesluit op de stoep van
het stadhuis en vroeg een onderhoud aan met
burgemeester Tutein Nolthenius. Dit verzoek
haa hij een dag eerder schriftelijk al aangekon
digd. In zijn brief wordt niet gerept over ae ver
koop van het stadszilver. Het was inmiddels
misschien vergeten (en vergeven) en bovendien
voor die tijd ook helemaal niet ongebruikelijk
geweest, ik moet dus eigenlijk tot de conclusie
komen, dat Dommisse een historische interpre
tatie heeft gemaakt, die niet waar gemaakt kan
worden. Ik geloof er dan ook niet in dat er een
relatie ligt tussen de verkoop van het zilver en
de oprichting van de oudheidkamer.
Deze Willem van der Os jr. betreurde het dat
Vlissingen geen eigen stedelijk museum had en
deed ae suggestie om de historische voorwer
pen tijdelijk te bewaren in een deel van het ge
meentearchief. Hij krijgt steun van drie gemeen
teraadsleden: Kalbfleisch, Gewin en Wibaut,
die zich verenigen in een commissie voor een
oudheidkamer. Op de eerstvolgende raadsver
gadering wordt net vorige raadsbesluit inge
trokken en krijgt de 'commissie voor de oud
heidskamer' bestaande uit de drie raadsleden
en de jonge Van der Os toestemming om de
plannen verder uit te werken.
De raad besluit een weinig later om een ruimte
beschikbaar te,stellen en trekt zelfs een bedrag
uit om de onkosten te dekken: 1 24 gulden.
Nadrukkelijke voorwaarde is dat de eventueel
bijeen te brengen voorwerpen eigendom blij
ven van de gemeente. Daarmee maakt het
gemeentebestuur zich medeverantwoordelijk en
is in principe al sprake van een 'stedelijk muse
um'. Alle oudheidkundige voorwerpen die nog
binnen het stadhuis te vinden waren worden
bijeengebracht en de bevolking wordt opge
roepen schenkingen te doen. Willem van der
Os gaf gelijk het goede voorbeeld. Hij schonk
een deel van zijn verzameling aan de gemeen
te. Op 27 augustus 1 890 vindt de opening
van de oudheidkamer plaats.
In deze ruimte, op de bovenverdieping van het
stadhuis, kan men dan allerlei stadshistorische
memorabila bezichtigen: gevel- en grafstenen,
restanten van het bombardement van 1809,
gravures van stadsplattegronden, stadsgezich
ten en Vlissingse zeehelden, allerlei kruiken,
potten, tegels enz, enz.
DE GROEI VAN DE COLLECTIE
Er is nu een oudheidkamer, wat niet wil zeggen
dat daarmee bij het gemeentebestuur daadwer
kelijk een historisch of cultureel besef is ont
staan. Er wordt geen ruimte op de begroting
gemaakt voor uitbreiding van de collectie. Het
publiek krijgt een oproep om jaarlijks contribu
tie te betalen in ruil voor gratis toegang.
Daarmee kunnen enige aankopen worden ge
daan. De eerste grote uitbreiding van de col
lectie komt snel en door onverwachte omstan-