100 JAAR MUSEUM -100 JAAR VRIENDEN VAN HET MUSEUM 24 W. VAN NASSAU-DAMEN Deze uitgave van Den Spiegel is ge heel gewijd aan het l OOjarig bestaan van het Vlissings Stedelijk Museum. Bij een 100-jarige denkt men al gauw aan een zeer bejaard iemand. Niets is minder waar. Wat betreft het museum en in het bijzonder de Vrienden van het Stedelijk Museum: ze zijn nog springle vend en zeer actief. DE JAREN 1769 - 1880 Op 27 augustus werd de oudheidkamer offi cieel in gebruik genomen door de toenmalige burgemeester Tutein Nolthenius. Toch was er lang voor deze datum al een soort museum. In 1769 bestond er in Vlissingen een genoot schap dat de naam droeg 'Verzameling van het Zeeuws Genootschap'. Het was op 4 maart 1769 opgericht en stond onder bescher ming van Prins Willem V, de magistraat van Vlissingen. Dat Prins Willem V ook daadwerke lijk beschermheer was, bleek uit het recht om gebruik te maken van een ruimte in het stad huis, n.l. 'de kamer van de keure en de land- vierschaare'. Ook van de Staten van Zeeland kreeg het genootschap op 23 maart 1769 de gevraagde steun. Het was geen openbare instelling; alleen leden en geïntroduceerden hadden toegang. Op 20 aprif 1773 werd het genootschap, vanwege uitbreiding van de collectie, gevestigd in het vroegere Gasthuis aan de Hellebardier-straat. De heer Tjeenk was de eerste secretaris van het genootschap. Vanwege de grote vochtigheid in het Gasthuis, waardoor de boekenverzameling erg werd aangetast, moest men uitwijken naar de Sarazijnstraat, thans het pand Bellamypark 8. De eigenaar van dit pand was de timmerman Hendrik Winckelman, ofwel 'baes Winckelman'. Deze man kreeg als beloning hiervoor vrij wonen en 4 Zeeuwse rijksdaal ders: 2 met Kerstmis en 2 met Nieuwjaar. In l 801 werden de verzamelingen naar Middel burg overgebracht en ook het genootschap vestigde zich daar. Tot op de dag van heden is dit zo gebleven. DE JAREN 1881 - 1890 Een tweede periode in de museale geschiede nis van Vlissingen begint in I88l. De vooraf gaande tijd was een economisch erg moeilijke periode geweest. Ook veel kunstschatten van grote waarde zijn in die tijd verdwenen, waar onder het stadhuis op de Grote Markt, als ge volg van het bombardement in 1809. Er waren in 1881 nog een aantal kostbare voorwerpen over, het z.g. stadszilver. Om pre cies te zijn 7 stukken. Het gemeentebestuur be sloot in de raadsvergadering van 22 mei 1881 deze zilverschat aan het rijk (het Rijksmuseum) te verkopen. Doch toen reeds wa ren er Vrienden. Dr. J. v.d. Beke Callenfels, raadslid, hield een pleidooi om dit alles voor Vlissingen te behouden. Ook van de zijde van de bevolking kwamen protesten, zoals blijkt uit ingezonden stukken in de Vlissingse Courant van 22 mei 1881. Helaas werd net voorstel, zij het met 3 stemmen tegen, aangenomen. DE JAREN 1890-1913 Was er in die dagen een oudheidkamer of een museum geweest, misschien waren deze zilve ren stukken voor Vlissingen bewaard gebleven. Maar in 1881 werd er zelfs nog niet aan ge dacht. Pas in 1 889 bij het opgraven van graf zerken op de Grote Markt kwam het voorstel van ene neer C.A. Kalbfleisch om deze kostba re oudheden in bruikleen af te staan aan het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen te

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1990 | | pagina 19