EXPOSITIENIEUWS 26 ROTTERDAM, MUSEUM BOYMANS-VAN BEUNINGEN EXPOSITIE DE VERBODEN STAD (f/m 25 november 1990) De Chinese keizers resideerden met hun uitgebreide familie en hofhouding in een zeer omvangrijk, van de buiten wereld afgesloten complex in het hart van Peking. Wat er zich precies af speelde binnen de muren van dit palei- zencomplex, dat bekend staat onder de veelzeggende naam 'De Verboden Stad', is eeuwenlang in nevelen gehuld geweest. Het Museum Boymans-van Beuningen geeft nu een uitvoerig en gevarieerd beeld van de mysterieuze hofcultuur van de Chinese keizers vanaf het midden van de zeventiende eeuw tot in het begin van deze eeuw. Het leven van de Chinese keizers wordt be licht aan de hand van een groot aantal uiter mate kostbare objekten, die nog steeds wor den bewaard in de Verboden Stad, en die daar slechts sporadisch aan het publiek wor den getoond. Centraal staat de hofkledij. Allereerst komen er ceremoniële kledingstukken naar Rotterdam die door de keizers zijn gedragen tijdens be paalde plechtigheden. Deze schitterende kos tuums zijn uitgevoerd in heldere kleuren, waar bij het keizerlijke geel domineert. Voorts is er rijk geborduurde kledij van de keizerin, van ae concubines en de kinderen te zien en een aantal uniformen van de keizerlijke garde. Om een beeld te geven van de grandeur waarmee de keizers zich omringden zijn in het museum meubels en andere objekten uit de keizerlijke troonzaal opgesteld. Er zijn kei zerlijke 'gebruiksvoorwerpen' te zien zoals kostbare zegelstempels, regalia en sieraden. Het hofceremonieel wordt belicht aan de hand van beschilderde rollen van veelal gi gantische afmetingen. Zij tonen onder andere kolossale keizerlijke portretten, voorstellingen van plechtigheden en van het dagelijkse leven in de Verboden Stad. De tentoonstelling is speciaal voor deze pre sentatie in Museum Boymans-van Beuningen samengesteld en bevat unieke bruiklenen, ma teriaal dat nooit eerder buiten de Verboden Stad te zien is geweest. De recent in de bios- ,'i

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1990 | | pagina 19