PIET BARENDSEN
EN ZIJN
SNOEPWINKELTJE
5
V.C. VLISSINGEN
INGEZONDEN
J. SCHOENMAKER
Had men een terrein, dan wilde dat niet zeg
gen dat er ook op gevoetbald kon worden. Bij
thuiswedstrijden gingen de spelers op zondag
morgen al vroeg naar het veld om het klaar te
maken: lijnen kalken, de doelen droog maken,
zand strooien, netten ophangen, hoekvlaggen
zetten, molshopen dichttrappen, zonodig koeie-
vlaaien verwijderen en als het 's nachts flink ge-
storm had de schutting rond het veld weer over
eind zetten. Als dit was gebeurd, snel naar huis
om te eten en weer terug om te spelen.
De kleedkamer was de oude zolder boven het
'clubhuis', namelijk het café van de heer Bel
aan de Koudekerkseweg. In 1922 bouwde de
club overigens een kleedlokaal. De zitplaatsen
rond het veld waren enige stoelen en wat oude
kisten. Na afloop van de wedstrijd moest er
opgeruimd worden voordat men naar de
'kleedkamer' ging. Achter het café stond buiten
een ton met water en wat wasblikken om zich
te wassen. De laatste had soms geen water
meer.
Bij uitwedstrijden moest men vroeg opstaan om
de trein van 7 uur te kunnen nemen, want een
latere verbinding was er niet. Om te zorgen
dat het team compleet was, beschikte men
over een 'porder'. Deze reed 's ochtens in alle
vroegte door de stad om de spelers te porren.
Vaak kwam men pas weer na middernacht
aan. Meer dan 17 uur onderweg om 1 1/2
uur te spelen. Naar Middelburg of Oost
Zeeuws-Vlaanderen ging men te voet of op de
fiets.
In oorlogstijd was hef reizen per trein niet zon
der gevaar. De trein werd nogal eens bescho
ten. Trainingen en competitie gingen in die tijd
gewoon door, alleen in 1939 werd een nood-
competitie gespeeld. Ondanks de goede resul
taten ging VCV in 1942 niet over naar de le
klasse. Andere clubs vonden de reis naar
Vlissingen te gevaarlijk. Naast tegenslagen
heeft ae club ook kampioenschappen en pro
moties gekend. De huidige positie van de ver
eniging is bekend. Met het betaalde voetbal
begint voor VCV een nieuwe fase in de ontwik
keling van de voetbalorganisatie. Een goede
reden om nog eens op net verleden terug te
blikken.
Hier volgt een kleine aanvulling bij het
artikel van de heer Den Broeder be
treffende "Het Gasthuis' in de Hellebar-
dierstraat te Vlissingen.
Het mannetje in de gang heet Piet Barendsen.
Hij woonde met zijn ouders in de Glacisstraat
90, bijna naast de voormalige Schelde
Centrale. Piet, gehandicapt, dreef daar een
kruidenierswinketfje. Door middel van een hou
ten schot in de woonkamer was voor Piet een
winkeltje gecreëerd. Het was nog kleiner dan
de winkel van Anna Siebols in de Hobein-
straat. Zijn ouders, beiden in Zeeuwse dracht,
waren afkomstig uit Ritthem. Ik kan me nog
goed herinneren, dat zijn vader altijd een
zwarte boezeroen droeg. Dit is ongeveer 65
jaar geleden.
Als achtjarig jongetje waren mijn broer en ik
op zaterdag altijd vaste klant. Als we naar de
Padvinderij gingen, kregen we van moeder
een stuiver snoepgeld en dat zetten wij om in
lekkernijen. Op ae toonbank stonden de gla
zen jampotten (klein en groot) met schroefdek
sels. Voor één cent had je al een dubbeldikke
toffee, duimdrop, zoethout, toverballen, turn
turn, enz. U zult begrijpen, dat we onze aanko
pen wat gesorteera wilden, zodat Pief tien keer
een pot open en dicht moest draaien.
Piet Barendsen had geweldig lange vingers,
zeker voor zo'n kleine kerel. Dit heeft niets te
maken met Langvingerig... Bij het openen en
sluiten van de schroefdeksels was dat erg han
dig, te meer omdat er ook grote maten waren.