DOOR OEFENING STERK
8
ONTSTAAN, BESTAAN EN VERDERGAAN VAN BOKSCLUB
DOS VLISSINGEN, OPGERICHT NOVEMBER 1945
H. DIK, trainer
Het idee voor het starten van een boks
club in Vlissingen is afkomstig van wij
len de heer Nieuwpoort. Hij liep al
een tijd rond met de gedachte om een
boksclub te beginnen. Deze wens kon
hij vervullen toen hij in contact kwam
met de heer Blijenberg, door zijn ver
huisbedrijf een bekend persoon in
Vlissingen.
Dries Blijenberg bleek voor de oorlog boksles
te hebben gegeven aan een ploegje jongens,
die, naast boksen, ook aan gewichtheffen de
den. Powerliften kende men toen nog niet. Zij
deden dit alleen om bezig te zijn en niet om
aan wedstrijden deel te nemen. Waar Dries
Blijenberg de kennis heeft opgedaan om boks
les te kunnen geven is me nooit geheel duide
lijk geworden. Hij deed het goed naar de toen
geldende normen: lef en hardheid waren be
langrijk. Lef is nog altijd nodig, maar techniek
en koppie koppie gebruiken zijn nu een heel
belangrijk onderdeel van onze training gewor
den.
Boksclub D.O.S. houdt zich bezig met zuiver
amateursport. De jongens krijgen geen oplei
ding voor het snel bereiken van een K.O. over
winning. Techniek en snelheid staan voorop.
Wanneer een jongen deze kwaliteiten in huis
heeft zal hij altijd van een krachtbokser win
nen. Hard slaan gaat ten koste van snelheid.
Een K.O. is niet altijd te vermijden; een zuiver
schot op de kin of de maag hoeft niet hard te
zijn om K.O. te gaan. Bij een goed getrainde
jongen die onder goede leiding staaf zit er
aan een K.O. geen enkel risico. In Nederland
gelden strenge regels voor scheidsrechter en
trainer. Ik weet dan ook van geen ongelukken
in de Nederlandse bokssport en ik kan ook
geen boksers of oud-boksers aanwijzen die met
nun hoofd lopen te schudden. Wel ken ik veel
oud-boksers die door de harde training, moed
en doorzettingsvermogen, die nodig zijn om
verantwoord ae bokssport te bedrijven, in het
maatschappelijk leven onbewust veel profijt
hebben gehad van deze aangeleerde eigen
schappen.
De bokssport is een van de zwaarste sporten.
Er is veel lef en zelfvertrouwen voor nodig om
tussen die vier touwen te gaan staan en je te
meten met een jongen van een andere club. Ik
heb bomen van kerels met trillende benen de
ring in zien stappen: zij waren al verliezer voor
zebegonnen. Iemand die slecht en onregelma
tig traint en verder ook niet al te gezond leeft,
zal vaak slaag krijgen. Dit is aan niet de
schuld van de bokssport maar van de jongen
zelf. Hij kan beter gaan ganzeborden.
Er was bij de start van de club en de training
geen sportzaal beschikbaar, daar de zalen in
Vlissingen door het oorlogsgeweld bij de be
vrijding allemaal onbruikbaar waren gewor
den. Als oplossing werd gevonden om bij de
heer Nieuwpoort op zolder te beginnen met de
training van de eerste Zeeuwse wedstrijdbok
sers. Over de problemen met hef gezin tijdens
de training zal ik het maar niet nebben. Bij
boksen hoort een intens voetenwerk voor snelle
verplaatsingen. De gevolgen daarvan op een
houten zoldervloer zijn wel in te denken.
Na verloop van maanden kwam er weer wat
orde in de stad. Er werd hard gewerkt om de
sportzalen water en winddicht te krijgen. Door
het aantrekken van de heer Rijnders en wijlen
de heer De Ridder, die beiden voor de oorlog
bij Blijenberg hadden getraind en nu ook als
trainer gingen fungeren, kon een bestuur wor
den opgericht. Door ons bij de Nederlandse
Boks Bond te laten inschrijven waren we nu de