VLISSINGSE KAPERS OP VERRE KUSTEN ZOMERTENTOONSTELLING 12 Over Abraham Crijnssen en Cornelis Evertsen de Jonge (alias Keesje de Duivel) DOEKE ROOS een vloot opgebouwd en er werd geen beroep meer gedaan op de edelen. Een van de eerste staten, die op deze wijze een defensie opzette was in de I6e eeuw de Republiek der Verenigde Nederlanden. Met name Prins Maurits van Oranje speelde hierbij een grote rol. De Staten Generaal zorgde voor de financiering. Het is overigens wel begrijpelijk dat een dergelijke werkwijze juist in de Nederlanden is ontstaan. De Republiek kende nauwelijks nog edelen. Terwijl dus in het leger het particuliere aspekt bij de oorlogvoering al snel is verdwenen, is die particuliere bijdrage aan de oorlogvoering op zee nog heel lang blijven bestaan. De uit rusting van een vloot vergde een veel grotere investering als de uitrusting van een leger: tanks of andere dure voertuigen bestonden nog niet. In het begin van de Tachtigjarige Oorlog finan cierde Willem van Oranje het leger zelf. Later deed de Staten Generaal dit. Het was voor Willem van Oranje echter onmogelijk om ook een vloot te betalen. Hij benaderde daarom particulieren (vaak van hun landgoed verdre ven edelen] om een schip uit te rusten en als bijdrage in de oorlogvoering tegen de toenma- le vijand Spanje ten strijde te trekken. Net zo als men een roofridder kon onderscheiden van bijvoorbeeld een baron, was deze kaper te on derscheiden van een piraat. Als bewijs kreeg een kaper een door de vorst ondertekend do cument, de kaperbrief, die hem het recht gaf de vijand aan te vallen. Als compensatie mocht hij een deel van de buit behouden. Het bleek een lucratieve bezigheid te zijn. Een van de eerste zeer bekende resultaten was de verovering van de Zilvervloot door Piet Heyn. Maar ook Michiel de Ruyter heeft als kaper in opdracht van de Vlissingse redersfamilie Lampsins gediend. Het was uiteraard niet al leen de Nederlandse overheid, die particulie ren een kaperbrief gaf. Tot in het begin van de 19e eeuw werden schepen in de Middelland se Zee lastig gevallen door kapers uit kleine Noord-Afrikaanse (stad)staatjes als Algiers. Hollanders, Zeeuwen maar ook Britten zonden daarom schepen uit om dergelijke 'Barbarijse kapers' te bestrijden. Tijdens perioden van oorlog werden, met name vanuit Vlissingen, ook zeer regelmatig kaperbe- drijven opgezet die met rijke buit terug keer den. Het was vooral in de 1 8e eeuw een mo gelijkheid voor de Zeeuwen om de kwijnende economie, veroorzaakt door de afsluiting van Antwerpen, een nieuwe impuls te geven. Vooral aan het eind van de 1 8e eeuw heeft Zeeland bekende kapers gekend als Le Turq, Sextroh en Jarry. Tot 22 september 1990 is in het Stedelijk Museum Vlissingen de expositie "Kapers op de kust" te zien, waarin nagenoeg al het materiaal dat bekend is over kaapvaart in Nederland, bijeen is gebracht. Naast wat ons rest over Nederlandse kapers en kaperbedrijven, wordt ook de strijd van Nederlanders tegen buiten landse kapers en piraten getoond. Na Vlissingen zal de tentoonstelling alleen nog te zien zijn in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam. Crijnssen en Evertsen hebben een be langrijke rol gespeeld in de maritieme geschiedenis van Zeeland. Beide heb ben in opdracht van de Staten van Zeeland een kaperexpeditie onderno men naar Westindië en de oostkust van Noord-Amerika (Virginië en Nieuw- Nederland) De tocht van Crijnssen is wel het meest in de publiciteit geweest en er is ook over zijn verovering van

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1991 | | pagina 11