5 KAAPVAART de 'directie der particuliere kruiserij' of 'nieuwe directie' genaamd. Niet minder dan 25 sche pen werden bij het uitbreken van de oorlog in gezet. De bevelhebbers "vervoegden zich op éénen dag bij het collegie der Admiraliteit van Zeeland, om de nodige volmacht te bekomen", zo zegt de bekende maritieme geschiedschrij ver J.C. de Jonge. Eén wapenfeit mag niet on vermeld blijven, zo voegt hij eraan toe en dan vertelt hij het verhaal van Cornelis Evertsen. Twee Zeeuwse kapers 'de Eendracht' met 32 stukken (kanonnen) en 'de Jonge Leeuw' met 22 stukken, die aan voornoemde directie toebe hoorden en onder bevel stonden van de 23-ja- rige Cornelis Evertsen de Jonge - bijgenaamd Keesje de Duivel, een man van niet geringe komaf en een naam die we hier later ook weer tegenkomen - ontmoetten kort na de aanvang van de oorlog drie grote Engelse oorlogssche pen. Dit waren 'de Yarmouth', 'de Diamont' en 'de Mermaid' met respectievelijk 52, 44 en 28 stukken aan boord. Een ongelijke strijd volgt, die door de Vlissingers vier uur lang wordt vol gehouden. Toen bleek dat dit zeegevecht niet gewonnen kon worden heeft Evertsen getracht de brand in het kruitvat te steken om zo met vriend en vijand in de lucht te vliegen. Door zijn mede-opvarenden werd hij hiervan weer houden en werden ze door de Engelsen ge vangen genomen. Evertsen werd kort erna door de Engelse koning Karei - als waardering voor de getoonde moea - vrijgelaten uit zijn ge vangenschap. We kunnen Cornelis Evertsen de Jonge zonder schroom scharen in de rij van be roemde Zeeuwse kapers zoals Willem Credo en Pierre Ie Turq. Tot zover dit verhaal over deze minder fortuinlijke Vlissingse kapers die zonder rijke buit terugkeerden. Dit was echter zelden het geval. Hierna eerst even terug naar de organisatie van de kaapvaart en net noemen van enige vergelijkende cijfers die een beeld geven van de Zeeuwse inbreng bij de kaapvaart. Tijdens de tweede Engelse oorlog bijvoorbeeld wer den door de Zeeuwse kapers 250 prijzen (schepen) veroverd. Amsterdamse kapers brachten het tot 69 prijzen en door de oorlogs schepen van de Republiek werden in totaal 95 vijandelijke schepen genomen. Deze cijfers ge ven reeds een beeld van de Zeeuwse betrok kenheid bij de kaapvaart en komen we tot de conclusie dat het resultaat van de Zeeuwen niet gering was. De kaperkapitein moest na afloop van de reis zijn journaal aan de leden van het admiraliteits college tonen en ook bezweren dat hij de be manning van de buitgemaakte schepen goed had behandeld. Kaapvaart was een specula tieve onderneming. Het ging enkel om het ge win en alleen de buit was van belang. De kapitein moest de veroverde prijs opbren gen in de eigen thuishaven. Dit was niet altijd mogelijk en daarom werden door de kapers hun prijs ook wel in buitenlandse havens bin nen gebracht. De afstand tussen de plaats van verovering en de thuishaven, maar ook de aard van de lading speelde hierin een beslis sende rol. Het grote aantal bemanningsleden aan boord van ae kaperschepen was noodza kelijk omdat na verovering van één of meer schepen een - wat men noemde - prijsbeman- ning overging op het veroverde schip. Ook waren in vele buitenlandse havens zogenaam de consuls of commissarissen aanwezig die na mens de eigenaar optraden bij de verkoop van de veroverde goederen. In de Nederlandse havens waren door de ad miraliteit vendumeesters aangesteld. Zo was er in Vlissingen, Veere en Middelburg een vendu meester. De verdeling van de opbrengst van de buitgelden was niet altijd eenvoudig en er wera bij de admiraliteiten met steeds weer an dere verdeelpercentages gewerkt.. Na 15Z2 moesten de boekhouders, alvorens over te gaan tot een verdeling, eerst 10% afstaan aan de Prins van Oranje. De kapitein en zijn be manning kregen een vastgesteld deel van de buitgelden. Naast deze buitgelden werd te vens de normale gage uitgekeerd. Uit de hier genoemde cijfers wordt reeds dui delijk dat de Zeeuwen een niet gering deel van de kaapvaartactiviteiten voor zich opeis ten. Ook de cijfers die bekend zijn uit de Negenjarige Oorlog (1689-1697) en de Spaanse Successieoorlog (1702-1713) tonen dit aan. Tijdens laatstgenoemde oorlog waren

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1991 | | pagina 4