VLISSINGEN, EEN BADPLAATS IN WORDING HANSJORG AHRENS Van 15 mei tot en met 28 juni 1992 is in het Stedelijk Museum te Vlissingen de tentoonstelling "Voor Veertig Cent de Zee in: Toerisme in Vlissingen (1919- 1939)" te zien. Met deze tentoonstel ling levert het museum een bijdrage aan de viering van de honderdste ver jaardag van de Vlissingse VW. Onderstaand artikel gaat in op enige aspekten van hef badgebeuren in het verleden. Na een algemene historische schets van de opkomst van badplaatsen, volgt een beschrijving van de ontwikkeling van badplaats Vlissingen tot aan de Tweede Wereldoorlog. OPKOMST VAN BADPLAATS EN BADCULTUUR Wie zich op een warme zomerdag op het strand begeeft, en zich door een woud van halfnaakte badgasten, bierblikjes en 'ghetto- blasters' een weg naar zee baant, kan gemak kelijk tot de conclusie komen dat strandtoerisme een recent cultuurverschijnsel is. Niets is echter minder waar. Strandtoerisme is allesbehalve een uitvinding van de 'moderne' mens. De wortels van het badleven liggen in een grijs verleden. De Grieken en Romeinen waren reeds fervente beoefenaars van het baden in zeewater. De Romeinen konden rond het begin van de jaartelling zelfs bogen op een heuse badplaats, Baya genaamd. In noordelijker stre ken ontwikkelde zich pas meer dan 1700 jaar later een badcultuur. Het eerst gebeurde dit in Engeland. De vroegste badplaatsen - zoals Scarborough (1730) en Brighton (1736) - wa ren oorden waar patiënten zogenaamde 'hy- drotherapeutische' kuren konden ondergaan. Kuren, die volgens de Engelse artsen allerlei aandoeningen genazen en die niet alleen het baden in heilzaam zeewater, maar vooral ook het drinken ervan omvatten. Mannen en vrouwen baadden in het 18e eeuwse Engeland gescheiden. In het minder 'preutse' Frankrijk - dat toen nog geen bad plaatsen telde - was men veel toleranter ten aanzien van gemengd zwemmen. Engelse badliefhebbers, die in het algemeen benoor den tot de rijke bovenlaag van de bevolking, waagden dan ook spoedig de oversteek over het Kanaal. Rond 1750 ontstonden door hun toedoen bij Dieppe de eerste moderne zee badplaatsen op net Europese continent. België bleef niet lang bij Frankrijk achter. In 1784 kwam Oostende als badplaats op. Ook nu weer lag het initiatief bij de Engelsen. 'Pioneer of tourism' in Oostende was de Engel se ondernemer William Hesketh. Onder de badfaciliteiten die hij verhuurde, bevond zich ook de markante badkoets: een badhokje op wielen, waarmee de badgast naar de waterlijn werd gereden. Baden met gebruikmaking van de badkoets be hoorde tot in het begin van deze eeuw tot de goede zeden. Goed beschouwd was het een neel ritueel. Het begon ermee dat de badgast zich in de koets gereed maakte voor het zwem men. Over zwemkleding en een handdoek hoefde hij zelf niet te beschikken: die hingen in de badkoets voor hem klaar. Na zich omge kleed te hebben, werd de badgast geacht op een bankje plaats te nemen en ae badkoetsbei te luiden. Dit was het sein voor de voerman om zijn paard, die voor de koets was gespannen, een eindje de zee in te dirigeren. Op de juiste plek aangekomen, verlief de badgast via een deurtje de badkoets en, na een houten trapje afgedaald te zijn, liet hij zich in zee glijden. Indien gewenst bood een badman of bad- vrouw hulp bij het baden. Na het zwemmen stapte de badgast weer in om zich af te dro gen en aan te kleden. De voerman gaf zijn

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1992 | | pagina 6