VOC BOVEN WATER 18 toonstelling schenkt tevens aandacht aan het niet ongevaarlijke wrakkenonderzoek. Dit ge beurt onder meer door middel van een recon structie op ware grootte van een onderwater opgraving. DAGELIJKS LEVEN Tussen 1602 en 1795 lieten de zes afdelingen (kamers) van de VOC in totaal 1700 schepen naar Indië uitvaren. Van deze zogenaamde re tourschepen zijn er wereldwijd zo'n 250 met man en muis vergaan. Een dertigtal wrakken is gelocaliseerd; twintig zijn of worden onder zocht. Dat onderzoek is van groot belang. Het kan licht werpen op aspekten van de VOC- geschiedenis waaroven de archieven zo goed als zwijgen, zoals het dagelijkse leven van de zeelieden die bij de handelsorganisatie in dienst waren. Een Spaanse mat, afkomstig uit het wrak van VOC- schip 'I Vliegend Hart. Foto Stedelijk Museum Vlissingen Het leven aan boord van een Oostindiëvaar- der was geen pretje, zeker niet voor het gewo ne scheepsvolk. De gemiddeld 250 koppen tellende bemanning moest hard werken en zat tijdens de maandenlange reis naar de Oost dicht op elkaar gepropt. Er is weinig fantasie nodig om zich de hygiënische omstandigheden voor te stellen: die waren ronduit erbarmelijk. Uit de vondst van luizenkammetjes in het wrak van 't Vliegend Hart blijkt, dat men veel last moet hebben gehad van ongedierte. De opgedoken voorwerpen tonen ook de vrolij ke kanten van het zeemansbestaan. In de schaarse vrije uurtjes vermaakten de zeelieden zich met het roken van een pijpje en het spelen van een spelletje. Een eveneens uit het wrak van 't Vliegend Hart geborgen, half afgemaak te dobbelsteen doet vermoeden dan men niet terugschrok om ook verboden spelletjes te spe len. Mogelijk is een van de opvarenden korte tijd voor net vergaan van het schip aan het ma ken van de dobbelsteen begonnen om met zijn maats te kunnen spelen om tabak of geld. INGEBLIKTE GOEDEREN Behalve in het reilen en zeilen aan boord van de retourschepen, geeft het wrakkenonderzoek inzicht in de wijze waarop goederen, die lang houdbaar moesten blijven, werden verpakt. Tot voor kort was hierover weinig bekend. De vondst van dichtgesoldeerde loden containers in het wrak heeft aangetoond dat kaas, an sjovis en tabak werden 'ingeblikt', toen al! Op dergelijke wijze verpakte goederen waren minstens zeven jaar houdbaar. De inhoud van het tabaksvat heeft zelfs een verblijf van 250 jaar op de zeeboden goed doorstaan. DUIKEN NAAR VOC-WRAKKEN Het duiken naar en het opgraven van wrakken van VOC-schepen is de jongste en tevens de moeilijkste vorm van archeologiebeoefening. Er moet op grote diepte en vaak op de tast ge werkt worden, zeker in het troebele Noordzee water. Bovendien is het een tijdrovende en kost bare aangelegenheid. Het zijn daarom met name vermogende particulieren, die naar wrakken van Oostindiëvaarders duiken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1992 | | pagina 17