5 Suikermolen mei negerslaven op de kust van Brazilië. INaar een een tekening van Frans Postj. advies; men moet namelijk niet 'stiI-wijs' aan land komen. Beter is ie komst aan te kondigen zo gauw je aan lana bent, ook al zie je nie mand. Schiet maar eerst één of twee keer met je geweer in de lucht en mochten er wilden of kolonisten in de buurt zijn dan laten die zich wel zien. Er zijn al heel wat 'cloecke' zeelie den vermoord die zich argeloos aan land waagden en op onderzoek uitgingen. Vaak werden deze plotseling overrompeld en dood geslagen. "Maar", zegt hij, "leer uw les uit het bovenstaande. Ik zal u niet langer ophouden met vele waarschuwingen en verder gaan met mijn verhaal, Vaert wel". Als hij schrijft over de Portugezen en hun leef gewoonten in Brazilië, vertelt hij ondermeer het volgende over 't ghene ick daer gesien heb- be, ende was in de Baya de todos Sanctos (Allerheiligen Baai)". Een Portugees kocht een slavin die blind was. Maar omdat zij er verder goed uitzag, "anderzins welvoerende", slaapt hij wel met haar, wat men "int gemeen sijn te doene". De gevolgen blijven niet uit en kort erna bekent zij van hem zwanger te zijn; "van haere Heere swaer ginck". De Portugees schaamde zich hiervoor, mogelijk omdat zijn bedgenote blind was en hij er om zou worden bespot en daarom ontkende hij dat het onge boren kind mogelijk van hem kon zijn. Hij dreigde haar "te gheeselen ende dan te ver- coopen". Toen het zover was dat ze "quam te gheligghen en baerde also een blanck kint". Het was niet alleen blank, maar leek ook op de Portugees, zo beweerd Ruyters. De gelijke nis was zo groot alsof "hij het selve geweest ware". Triest einde van het verhaal is dat hij de daad bij het woord voegde en moeder en kind verkocht. Ook vertelt hij hoe de Indianen drank maken van wilde honing die daar overal te vinden is. De honing wordt in potten gedaan die worden aangevuld met water en daarna met veel suiker erg zoet gemaakt. Daaraan worden nog weer eens gember, sinaasappel- en citroenschillen toegevoegd. De potten worden dan enige da gen onder de grond bewaard en daarna kan er van gedronken worden. Het gevolg is dat ze zo dronken zijn als "verekens" en niet meer "gaen of staen" kunnen. Over de lichaamsvormen van de Indianen geeft Dierick niet erg hoog op. "Sij hebben een ander ghebeeltenis van lichame als die van Europa en Afrika". Het bovenlichaam is bijzonder breed; vooral de schouderbladen. De hals is kort waarop een groot hoofd staat en hoe zuidelijker men komt hoe korter de hals is, "soo schijnt haer het hooft op den boesem te staene en schijnen mensen sonder hals te wesen". Tijdens het verblijf van Ruyters in Brazilië

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1992 | | pagina 4