DIERICK RUYTERS
BRAZILIË
Dit verhaal over Dierick Ruyters is
een fragment uit het boek "Zeeuwen
en de WIC" dat in oktober/novem-
ber verschijnt. Doek Roos schreef al
voordien het boek "Zeeuwen en de
VOC"; nu dus ook zijn verhaal over
de betrokkenheid van de Zeeuwen
bij de Westindische Compagnie.
De redaktie
ebieden waarvan een aantal exemplaren zijn
ewaard gebleven. Zijn zeilaanwijzingen zijn
in een voor zeelieden glasheldere taal geschre
ven. De verdienste van Ruyters is geweest dat
hij aan de hand van aantekeningen, gemaakt
tijdens zijn vele reizen, een uitgebreid verslag
maakte.
Ruyters weet dat hij geen groot schrijver is en
excuseert zich hier ook voor. Hij zegt zelf meer
als een matroos te schrijven er aan toevoegend
dat hij getracht heeft om vrijmoedig en met een
"zeesche en Zeeuwsche rondicheit" zijn verhaal
te vertellen. Wellicht verwachtte hij dat er uit
de hoek van de wetenschappers en professio
nele schrijvers wel enige kritiek zou komen en
deze parfeerde hij op voorhand. Hij zegt name
lijk: "Maer gelijck de wereldt huyden [heden)
aaeghs vollasterende longhen ende berispen
de monden is, die voornemenlijck haer vergift
uitschieten tegen de gheene die eyts voort
brengen".
Zo werd Ruyters, tijdens één van zijn reizen
door de Portugezen gevangen genomen en
verbleef omstreeks 1618 30 maanden in
Portugees-Brazilië; "somtijds in ijseren geslo
ten, somtijds met touwen gebonden, somtijds
ook los en liber met schepen op de zee ghev-
aren, langs de custen gins en weder.
Gedurende dit onvrijwillige verblijf in deze
Portugese kolonie heeft hij zijn ogen goed de
kost gegeven en vertelt hij over de levenswijze
van de kolonist aldaar en hoe deze met zijn
zwarte slaven omgaat. Waardevol is zijn infor
matie over de suikerplantages die zich langs
de kust en in de binnenlanden bevinden.
Hij vulde zijn waarnemingen aan met wat hij
in Portugese geschriften had gelezen, wat zijn
boek nog betrouwbaarder maakt. De bestuur
ders van de WIC, de Heeren XIX, die ook in
zage kregen in het verhaal van Ruyters bestem
pelden het als een 'bequaam' boek, dat ten
dienste van de Compagnie van groot nut kon
zijn. Zij stelden veel vertrouwen in hem en toen
hij zijn diensten in 1627 aan de Kamer
Zeeland aanbood en vroeg om toestemming
"volck aan te nemen", werd dit door de
bewindhebbers goed gevonden en zien we
hem in dienst van de Compagnie.
Ook als adviseur van de bestuurders van de
WIC heeft hij nuttige diensten bewezen en zijn
kennis van de lokale omstandigheden in de
Allerheiligenbaai zijn in 1624 zeer waardevol
gebleken. Dierick Ruyters was daarom ook
aanwezig bij de eerste aanval op Portugees
Brazilië. Tijdens gevechten om de stad San
Salvador (Bahia) gelegen aan de baai, leidde
hij een groep soldaten binnen de vestingwer
ken. Ook later in 1630, bij de aanval op
Pernambuco, komen we hem weer tegen. Als
commandeur in dienst van de WIC heeft
Ruyters nog enige reizen gemaakt met een
Zeeuws eskader naar Brazilië en de
Caribische zee.
Ruyters vertelt van de slavenhandel door de
Portugezen en Spanjaarden en noemt de
prijzen en de plaatsen waar deze werden ver
handeld. Tevens laat hij zich uit over de vaak
onmenselijke wijze waarop met de slaven
wordt omgegaan. In 1619 of 1620 is hij in
Zeeland terug gekeerd en heeft toen zijn erva
ringen te boek gesteld.
Juist lijkt bij enige gedeelten uit zijn 'Toortse' stil
te staan en zo begint hij zijn verhaal met een
waarschuwing. Hij zegt toch vooral op uw
hoede te zijn als men vreemde kusten aan
doet, omdat de bewoners of de kolonisten al
daar niet altijd gesteld zijn op een bezoek van
vreemdelingen. Hij geeft daarom een goed