DEN SPIEGEL LITERAIR
AAFKE VERDONK-RODENHUIS
dig via computers) worden de ontwerpen voor
een schip gemaakt, niet alleen het lijnenplan,
maar ook details en de benodigde apparatuur.
Via ingenieuze apparatuur wordt daarna het
ontwerp dat op papier staat, vertaalt naar de
metalen platen, die uitgesneden worden. Het
snijden en buigen van nuidplaten leidt tot een
casco. Tegenwoordig gebeurt dit in secties
(kleine onderdelen van net schip), die later op
de helling of in het dok als een immense leg
puzzel in elkaar worden gezet. Met passen en
lassen ontstaat de romp. Tot in de jaren vijftig
ging dit gepaard met het geluid van de lucht-
hamers om de klinknagels vast te zetten. Nu
gebeurt dit met bsapparatuur.
Als de romp gereed is wordt het schip te water
gelaten en meestal daarna afgebouwd. Voor
de afbouw worden weer andere gereedschap
pen en technieken gebruikt. In het verleden
werd in de afbouw veel hout verwerkt, niet al
leen voor de betimmeringen, maar ook voor
het meubilair, dat de Schelde vroeger ook zelf
bouwde.
Het derde deel van de expositie zal een be-
erkt overzicht tonen van de type schepen die
ij De Schelde zijn gebouwd. Hierbij is geput
uit de collecties van het scheepvaartmuseum
'Prins Hendrik' te Rotterdam, het marinemuseum
te Den Helder en uiteraard uit de eigen collec
tie van De Schelde.
Tot slot zal de film 'Mannen tussen staal', een
propagandafilm uit de jaren vijftig, worden
vertoond. Deze film diende om jongeren te
werven om bij De Schelde te gaan werken. De
film van bijna een uur geeft een indrukwekkend
sfeerbeeld van dit Vlissingse bedrijf en de
scheepsbouw in de jaren na de Tweede
Wereldoorlog.
Het thema van deze Spiegel en ook het on
derwerp van de zomertentoonstelling in het
Stedelijk Museum Vlissingen is scheepsbouw.
In het kader van deze rubriek is dat onder
werp niet zo gemakkelijk. Schepen zijn er in
onze literatuur genoeg te vinden. Daar heb ik
in enkele Spiegels al aandacht aan besteed.
Dat sommige schepen voor de mensen die
erop varen of gevaren hebben heel speciaal
zijn is ook in meerdere boeken terug te vin
den. Denk maar aan het boek 'Het Fregat
schip Johanna Maria' van Arthur van
Schendel, waarin de hoofdpersoon Johan
Brouwer een grote hartstocht heeft opgevat
voor zijn schip.
Ook in het boekje dat ik toevallig in handen
had een dezer dagen 'logboek van de
Gratias', van Piet Bakker is de Gratias meer
dan zomaar een motorboot waarmee de
schrijver in zijn vrije tijd de Nederlandse wate
ren bevaart. Het is met veel gevoelens van
weemoed dat de eigenaar aan het slot van
het boek afscheid neemt van zijn schip. Voor
de hoofdpersonen in deze boeken, en ik denk
dat veel mensen die in hun leven met schepen
te maken hebben gehad dit zullen herkennen,
is een bepaald schip meer dan zomaar een
middel om je over het water te verplaatsen.
Een schip heeft een ziel, een eigen karakter,
een naam. Niet voor niets is de doop van een
schip een speciale gelegenheid, waarbij haar
en haar bemanning behouden vaart wordt
gewenst.
Schepen zijn dus wel te vinden in de literatuur.
Moeilijker figt het voor de scheepsbouw. Het
bouwen van schepen is al oud. Onze voorou
ders bouwden al ver voor de jaartelling sche
pen. Eerst niet veel meer dan uitgeholde
boomstammen, later zeilschepen en stoom
schepen. Schepen van hout veranderden in
schepen van staal. Hoe het er echter ook
uitziet, het bouwen gaat volgens een bepaald
plan. Het is te doen: van wrakhout is met wat
moeite wel een vlot te maken' (Wim Hofman,
Het Vlot).