ZEEHAVEN VLISSINGEN
DEN SPIEGEL LITERAIR
AAFKE VERDONK-RODENHUIS
Aan de overkant van de eerste binnenhaven ligt
het logementschip 'De Buffel' afgemeerd, en
daarachter een pantserboot van het type Brinio.
Daarachter het pantserschip 'De Ruyter', met op
de kade een gebouw van de Marine.
Op de landtong het station Vlissingen met de
lange overkapping en een bijgebouw aan de
voorzijde. Daarachter aan de pontons in de
Buitenhaven een schip van de Mij. Zeeland en
een veerboot van de Stoombootdiensten op de
Westerschelde. Naast en voor het station staan
her en der wat kleine gebouwtjes, zoals links
naast het station het inklaringsgebouw van de
douane, langs de Grote Sluis twee sluiswach
terswoningen. Achter het station kantoren en
magazijnen van de Stoombootdiensten. In wer
kelijkheid stonden er nog meer gebouwen. Aan
de overkant van de Buitenhaven rechts de var-
kensexportslagerij en links de darmenfabriek.
Op de achtergrond het dorp Ritthem en rechts
op de zeedijk de Schone Waardin. Daartussen
in de molen van Ritthem, die in 1944 verloren
is gegaan.
Deze beschrijving is opgesteld met behulp van
de heerJ.J. Steketee te Vlissingen op 16 augus
tus 1982 en herzien op 7 juli 1993
De tentoonstelling ter gelegenheid van het feit
dat het Koninklijk Zeeuws Genootschap der
Wetenschappen 225 jaar bestaat vormt hef
uitgangspunt voor deze bijdrage. Het voert te
ver om uitgebreid in te gaan op het verschijn
sel genootschap en het belang voor bijv. de
literatuur. Ik wil mij beperken tot een beknopte
verkenning van de periode die in de tentoon
stelling aan de orde komt, de eerste decennia
van het bestaan van het Genootschap, vanaf
de oprichting in 1769 tot het vertrek naar Mid
delburg in 1802.
Opvallend is het culturele klimaat in Vlissingen
vanaf ongeveer 1740. In de stad van rijke
kooplieden, reders slavenhandelarenontstaat
een grote literaire belangstelling in de kring van
de familie van Betje Wolff. Hier moet ook zeker
Jacobus Bellamy worden genoemd en de apo
theker Conrad Busken. Een grote rol in deze
culturele ontwikkeling heeft de Vlissingse reder
en schepen Jean Guépin gespeeld. Hij richtte
nog in 1739 samen met o.a. zijn vriend Nico-
laas lambrechtsen, ook schepen en raad van
Vlissingen, de rederijkerskamer "De Klimmende
Leeuwerik" op, een rederijkerskamer volgens de
klassieke literaire traditie. Men richtte zich op
fraai taalgebruik, ingewikkelde verzen en dicht
vormen. Er werden literaire wedstrijden georga
niseerd.
In de tweede helft van de achttiende eeuw
wordt het verschijnsel genootschap populair;
het genootschap hield zich bezig met weten
schapsbevordering. De traditie van de rederij
kers is niet meer aan de orde; doel binnen de
genootschappen is elkaar beschaven, regels
vastleggen, taal zuiveren. Volgens deze ideeën
richtte in 1753 Guépin met onder anderen de
Waalse predikant Daniel Theodore Huet het
"Taal- en Dichtlievend Genootschap" op.
In 1764 ontstond het "Nederduitsche Leesge
zelschap", waarbij ook weer Guépin was
betrokken, met de arts David Gallandat, die
sinds 1760 in Vlissingen was gevestigd.
Bekend is dat tussen deze Gallandat en Betje
Wolff in de jaren zeventig van de achttiende
eeuw een levendige briefwisseling bestond.
Betje Wolff woonde toen in de Beemster.
Het leesgezelschap was geheel op de genoot
schapsgedachte gebaseerd. Men kwam regel
matig bijeen.en had zich te houden aan vastge
stelde regels bij het lezen en bespreken van
boeken en artikelen. Men besprak ongeveer
een boek per maand. Ook had men leesbeur
ten.
In 1765 werd door Guépin en Gallandat het
"Fransche Leesgezelschap" opgericht. De leden
van de genootschappen waren voornamelijk
reders, artsen, predikanten. Opvallend is dat er
in de periode van 1750 tot het eind van de
18e eeuw zeer veel genootschappen waren in
Zeeland: dichtgenootschappen, leesgezel
schappen, vrijmetselaarsloges, natuurkundige
DEIM SPIEGEL 1994
10