tussen de slimme Franse diplomatie en Enge
land en de erfenis werd verdeeld.
Philips V bleef Koning van Spanje, maar verloor
zijn rechten op de Franse troon, Karei VI kreeg
de zuidelijke Nederlanden en de Italiaanse
bezittingen, Engeland behield Gibraltar en ver
kreeg New-Foundland, Nieuw-Schotland,
gebieden rond de Hudsonbaai en het feil
begeerde asientorecht (alleenrecht om negersla
ven in Latijns-Amerika in te voeren) terwijl de
Republiek slechts Venlo en omgeving in bezit
kreeg. Het enige grote voordeel voor de Repu
bliek besfond toen eruit dat de Schelde geslo
ten bleef.
DE REPUBLIEK EN DE EKONOMIE
Ondanks het feit dat de Republiek al snel over
vleugeld werd door Frankrijk, Engeland en
Duitsland wil dit niet zeggen dat de handel en
scheepvaart achteruit zijn gegaan. De sterke
vooruitgang van de concurrenten maken het
verschil dus relatief. Wel ging de stapelmarkt
aan betekenis verliezen en werd het moeilijker
afzetgebieden te vinden vanwege het protectio
nisme van de concurrenten. Ook de 'Moeder
negotie', de handel op de Oostzeelanden, liep
terug terwijl daartegenover de handel met het
Duitse achterland vooruitgang boekte.
De VOC echter kon (anders dan de WIC, die
bijv. het alleenrecht op de slavenhandel in
1734 verloor maar in Suriname wel goede
resultaten boekte) haar positie tof ver in de 1 8e
eeuw handhaven en bleef, weliswaar kunstma
tig door het afsluiten van leningen, in staat om
hoge dividenden uit te keren. Op het gebied
van de lakennijverheid en andere takken van
stedelijke textielnijverheid begon de buitenland
se concurrentie een dermate belangrijke rol te
spelen waardoor deze bedrijfstakken achteruit
gingen. De Zaanstreek echter, met haar vele
industriemolens, beleefde een periode van
grote bloei. De werkgelegenheid liep over het
algemeen toch sterk terug, de broodprijzen ste
gen en de koopkracht daalde. Hierdoor kwam
ook de middenstand in de problemen. Mede
door deze omstandigheden begonnen de lage
re- en middengroepen zich af te zetten tegen
de regenten. De financiële macht van deze
elite nam in de 1 8e eeuw sterk toe. Het verschil
tussen rijk en arm in de Republiek werd weder
om groter.
De landbouw en veeteelt beleefden op het
einde van de 1 7e eeuw en in het 2e kwart van
de 1 8e eeuw ook zware depressies. Met name
de laatstgenoemde periode hielden de veepest
en overstromingen danig huis in deze bedrijfs
takken. Deze overstromingen werden onder
meer veroorzaakt door de boor- of paalworm,
die het in de zeedijken verwerkte hout aantast
te. Deze paalworm werd zelfs als symbool
gebruikt voor het verval van de Republiek. De
worm zou door de Almachtige gemaakt zijn
om de koppige, in zonde en verderf verzonken
bevolking te straffen.
In Vlissingen besteedde zelfs de bekende Jean
Guépin (1715-1766) hier aandacht aan. Deze
schepen en raad speelde een belangrijke rol in
het culturele- en godsdienstige leven. Hij was
ondermeer betrokken bij de oprichting van het
Taal- en Dichtlievend Kunstgenootschap "Cona-
mur Tenues Grandia" en het Fransche Leesgezel
schap waaruit later hef Zeeuws Genootschap is
ontstaan. Hij stelde zich via schimp- en punt
dichten maatschappijkritisch op en omdat er
zich in de collecties van het Gemeentearchief
Vlissingen een door Jean Guépin vervaardigde
tekening van eerder genoemde paalworm
bevindt, mag ik u deze zeker niet onthouden.
(Zie volgende pagina.)
DE REPUBLIEK EN HAAR
INTERNE PROBLEMEN
Ten opzichte van de omringende landen had
de Republiek een vrij uniek karakter. Zoals het
in de andere landen wel het geval was kende
de Republiek geen centralistisch karakter. De
gewesten kenden een grote mate van soeve
reiniteit. De Staten-Generaal vormden in feite
de bindende faktor door de oorlogsvoering. De
zorg voor de financiën en buitenlandse zaken
waren hiervan slechts afgeleid. De Republiek
was dus eigenlijk meer een statenbond dan een
bondsstaat. Het is ook begrijpelijk dat het over
wicht bij de Staten der afzonderlijke gewesten
(provincies) berustte en niet bij de Staten-Gene
raal. Was de inzet van de 80-jarige oorlog (de
DEN SPIEGEL 1994
12