HET ZEEUWSCH
GENOOTSCHAP
IN VLISSINGEN
MUSEUM NIEUWS
WILBERT WEBER, conservator
In januari 1 994 zal het Koninklijk Zeeuwsch
Genootschap 225 jaar bestaan. Dit geleerde
gezelschap dat tegenwoordig gevestigd is in
Middelburg en waarvan de collectie onderge
bracht is in het Zeeuws Museum is echter in
1769 ontstaan in Vlissingen. In 1801 verhuis
de het genootschap naar Middelburg.
Naar aanleiding van dit jubileum zal in het
museum van 25 januari tot begin mei 1994
een expositie te zien zijn die ingaat op de eer
ste paar decennia dat dit genootschap geves
tigd was in Vlissingen. Deze expositie valt uit
een in drie onderdelen. In een centrale ruimte
zal een tijdsbeeld gegeven worden van Vlissin
gen aan het eind van de 1 8e eeuw en zal er
een beeld geschetst worden van de oprichters
van dit genootschap. Naast deze centrale ruim
te zal door de Zeeuwse kunstenaar Ronald Mul-
lié een hedendaagse interpretatie gemaakt wor
den op dit achttiende eeuwse fenomeen en in
een ander gedeelte van de expositie zal inge
gaan worden op de hisorie van het genoot
schap.
Onder invloed van het gedachtengoed van de
'Verlichting' ontstond in de 1 8e eeuw een
wetenschapsbevordering die praktisch ingesteld
was. Via de wetenschap trachtte men de
samenleving vooruit te helpen. In de tweede
helft van de 1 8e eeuw was niet Middelburg
maar juist Vlissingen een culturele koploper. In
Vlissingen was een meer dan gemiddelde lite
raire traditie en belangstelling ontstaan, waarin
onder andere Betje Wolff's familie verkeerde. In
dit klimaat ontstond een leesgezelschap dat
onder andere door de Vlissingse reder Guépin
en de arts Gallandat was opgericht. Dit 'Fran-
sche Leesgezelschap' zou de basis vormen van
het latere genootschap.
Met als voorbeeld de Hollandsche Maatschap
pij der Wetenschappen te Haarlem ontstond in
1768 het Genootschap ter bevordering van
Nuttige Kunsten en Wetenschappen te Vlissin
gen. Daar er steeds meer interesse voor dit
genootschap ontstond van bewoners van buiten
Vlissingen, ontwikkelde zich een behoefte aan
provinciale erkenning. Mede hierdoor werden
de doelstellingen aangepast en werd op 25
januari 1769 het 'Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen te Vlissingen' opgericht. Het
genootschap had zetel in Vlissingen. In de
periode tot 1 801 was het gevestigd op diverse
plaatsen, zoals in het Groot Heerenlogement
waar nu de gemeentelijke archiefdienst is
gevestigd. In de expositie zal aandacht gege
ven worden aan deze voorgeschiedenis en
locaties waar het genootschap gevestigd is
geweest.
De leden van het genootschap waren voorna
melijk afkomstig uit de elite: artsen, dominees,
reders, leden van stadsbesturen en provinciale
besturren. De meesten waren redelijk bemid
deld en droegen door hun contributie bij tot de
instandhouding van het genootschap. Hun rijk
dom straalde niet alleen uit via het lidmaat
schap van dit genootschap, maar ook in hun
huisvesting. In de expositie zal een beeld
geschetst worden van de eerste leden en haar
oprichters. Gelukkig zijn van veel van deze
leden portretten bewaard en is bekend waar
men woonde. Met diverse afbeeldingen van de
stad is een indruk te geven van Vlissingen in het
laatste kwart van de achttiende eeuw. Het is
met name het laatste element waarin de relatie
ligt met het werk van de Zeeuwse hedendaag
se kunstenaar Ronald Mullié, die gevraagd is
een eigen interpretatie te maken van de begin
periode van het genootschap. Ronald Mullié
werkt vooral met het thema "achttiende eeuwse
tuin".
Het Zeeuwsch Genootschap trachtte haar doel
stelling vooral te bereiken door het uitschrijven
van prijsvragen en het uitgeven van verhande
lingen. In deze verhandelingen werden prakti
sche problemen uiteen gezet, zoals problemen
op het gebied van dijkverbetering en scheeps
bouw. Heel bekend is een studie van Galland-
at over de slavenhandel en de behandeling
21
PEN SPIEGEL 1994