MUSEUM
VLISSINGEN
IN DE ZORGEN
20
WILBERT WEBER
Onlangs kopte de PZC de hierboven
staande titel. Ik kan mij voorstellen
dat veel leden zich afvragen wat er
gaande is. Staat het stedelijk museum
Vlissingen werkelijk op instorten?
Het artikel is het gevolg van het uitkomen van
een evaluatienota. In dit stuk wordt teruggekeken
op de afgelopen tien jaar en wordt de conclusie
getrokken dat in een aantal gevallen de situatie
nijpend is. Hoe gek het misschien mag klinken is
dit het gevolg van goed nieuws: het museum
wordt geconfronteerd met haar eigen succes en
zit aan het plafond van haar mogelijkheden.
Terugkijkend worden we geconfronteerd met
knelpunten waardoor een aantal ontwikkelingen
vast lopen. Het museum is de afgelopen jaren
veranderd en groeit uit haar jasje. De genoem
de evaluatie is eigenlijk een schreeuw om meer
ruimte. Meer ruimte voor de opslag, meer ruimte
voor de presentatie en meer financiële ruimte.
Dit laatste is geen prettig bericht in een tijd waar
in de bomen voor de gemeente Vlissingen niet
meer tot in de hemel groeien.
In 1980 had het museum de uitstraling van een
oudheidskamer. Veel voorwerpen stonden dicht
op elkaar in overvolle zalen en er was weinig
ruimte om aantrekkelijke wisselende tentoonstel
lingen te maken. Daarnaast was er nooit echt
gezorgd voor een goede inventarisatie van de
gehele collectie. Het museum beschikte alleen
over een beperkt kaartsysteem, waarop slechts
een klein deel van de collectie stond beschre
ven. In de afgelopen tien jaar bleek de collectie
vele malen groter dan uit de beschrijving volg
de. Niet alleen in de depots en in de kasten van
het museum werden onverwachte vondsten
gedaan. Ook in andere gemeentegebouwen
kwamen museale voorwerpen tevoorschijn,
soms zelfs van achter kasten of verwarmingske
tels. Daarnaast veranderde het inzicht over de
wijze van opslag van voorwerpen. Terwijl vijf
tien jaar geleden de opslag in een (vochtige) kel
der nog acceptabel was, wordt dit tegenwoor
dig als slecht beheer gezien. Dit geldt ook voor
de manier van bewaren. In 1 980 stonden schil
derijen tegen elkaar. Tegenwoordig proberen
we alles netjes in rekken te hangen.
Door een andere wijze van presentatie van de
voorwerpen, het herontdekken van zeel veel
objecten en een ruimere manier van opslag blijkt
er vooral een nijpend tekort aan opslagruimte.
Op dit moment heeft het museum buiten het
museumgebouw al twee extra locaties in gebruik
voor opslag. Hierdoor is ruimte ontstaan om de
voorwerpen beter te bewaren en daardoor ook
toegankelijk te maken. De voorwerpen kunnen
nu snel terug gevonden worden, iets wat in het
verleden niet altijd het geval was. Het probleem
is dat de bewaarplaats in het museumgebouw
(de zolder van het museum) niet honderd procent
waterdicht is. Dat wil niet zeggen dat voorwe-
pen direct gevaar lopen, maar we zijn wel
genoodzaakt om alles af te dekken met plastic.
Samen met het systeem van twee externe depots
werkt dit de efficienty niet in de hand.
De nieuwe inventarisatie geeft ook een ander
beeld van de collectie. De gemeente blijkt over
een zo rijke collectie te beschikken - een collectie
die door het museum wordt beheerd - waarvan
slechts een zeer klein deel getoond kan worden.
Er is duidelijk behoefte aan meer ruimte om
delen van de collectie te laten zien, die zich nu
in het depot bevinden. De collectie is dat ook
waard.
Tot slot is door de jarenlange bezuinigingen het
budget van het museum gemarginaliseerd. Dit is
overigens een verschijnsel waar niet alleen het
museum mee kampt, maar heel veel onderdelen
van de gemeente Vlissingen en instellingen die
van de gemeente afhankelijk zijn. Het museum
heeft echter nooit geprofiteerd van de rijke jaren
zeventig, heeft daardoor nooit een goede start
kunnen maken en is de bezuinigingen ingegaan
vanuit een achterstandpositie. In de jaren tachtig
en negentig was dit ook met de beste politieke
wil niet in te halen.
DEN SPIEGEL