9
De middeleeuwse beeldhouwkunst is een vrij
onbekend onderdeel van de Noordneder
landse kunstgeschiedenis, omdat er relatief wei
nig beelden bewaard zijn gebleven. De beel
den die bewaard zijn gebleven dateren van
omstreeks 1470 of later. Uit vroegere tijden is
vrijwel alleen wat steensculptuur bewaard dat,
nagelvast gebonden aan kerkelijke bouwwer
ken, de beeldenstorm en de calvinistische zuive
ring heeft overleefd. Uit archieven is bekend dat
er ook vóór 1470 veel en kundig in hout is
gesneden.
De tentoongestelde beelden kunnen in twee
categorieën worden verdeeld: beeldhouwwerk
dat een onderdeel vormde van de achterwand
van een altaar en losse beelden uit een kerk of
klooster. De beeldengroepjes vormden vroeger
een onderdeel van een gebeeldhouwd altaarre
tabel. Zij hebben doorgaans scènes uit het
leven van Christus of van heiligen tot onder
werp. De losse beelden oorspronkelijk kerkbeel
den geweest. Zij stonden in een nis of tegen
een pilaar of muur en dienden om de gelovigen
tot vroomheid op te roepen.
Bijna al deze beelden waren oorspronkelijk
zorgvuldig beschilderd en vaak ook gedeeltelijk
verguld. Ook nu nog draagt veel beeldhouw
werk hiervan sporen, zoals op enkele beelden
in de expositie te zien is. Dit beschilderen was
een kostbare zaak, vooral wanneer er gebruik
gemaakt werd van bladgoud voor het verguld
sel. Bij de gebeeldhouwde retabels beperkte
het beeldhouwwerk zich meestal tot het midden
deel. De zijluiken bestonden uit beschilderde
panelen. De beschilderde beeldengroepen
werden als het ware driedimensionale schilde
rijen, beschilderd door gespecialiseerde vaklie
den.
Voordat de kleur werd opgebracht, moest het
beeldhouwwerk voorzien worden van een dun
ne krijtlaag, die glad geschuurd werd. Op
deze krijtlaag kwam dan de verf. Vaak echter
werd er eerst ook nog een laagje bladgoud
aangebracht, waar overheen dan geschilderd
werd. Dit procédé gaf de kleuren extra glans.
Door de arbeidsintensieve werkwijze en de
kostbaarheid van de materialen, was het
beschilderen vaak kostbaarder dan het snijden
van het beeld zelf. Het kwam daarom in de
praktijk voor dat wegens geldgebrek beelden
een tijd onbeschilderd in kerken of kloosters ston
den. Dit kan een reden zijn geweest, waarom
een beeldhouwer een beeld soms zo afleverde
dat het ook zonder de kleuren 'leesbaar' was.
Een voorbeeld hiervan is de St. Augustinus van
Arnt van Zwolle, te zien op de expositie, waar
van details zoals de iris en pupil in het hout inge
sneden zijn. Daarnaast zijn er beelden, die
nooit bedoeld waren om beschilderd te worden,
zoals het beeldhouwwerk van de wangen en
steunen van koorbanken. Dit alles veroorzaakte
in de vijftiende eeuw een waardering voor onbe
schilderd beeldhouwwerk, waarbij alle details in
het snijwerk zijn aangegeven.
De beelden op de tentoonstelling zijn afkomstig
uit diverse delen van Nederland: uit Utrecht en
andere Hollandse steden en uit het gebied langs
de Nederrijn. In Utrecht, dat de hele middeleeu-
St.Anna-te-Drieen. Hollands, ca 1520, eikenhout.
Collectie Catharijneconvent Utrecht. Foto SMV.
DEN SPIEGEL