BRANDWEER 11 gaan. Dat was dan meestal na een werkdag van minstens twaalf uur. Ik was de jongste zoon en de eerste die profi teerde van een voortgezette schoolopleiding. Ik werd namelijk door mijn vader naar een z.g. Mulo-school gestuurd (drie-jarige). Hoewel ik niet zo'n beste student was -ik spijbelde nogal eens- stak ik daar toch wel een en ander op. Toen ik van school kwam vond mijn vader een baan voor me als jongste bediende bij de firma B.Stofkoper Co, een cargadoorsfirma te Vlissingen. Mijn maandsalaris was f 20,- Mijn eerste werkdag was op een zondag van 6 uur tot 22 uur. Ik werkte daar een paar jaar. Daarna ging ik werken bij de firma Weyma, kantoorboekhandel-bibliotheek te Vlissingen. Daarna werkte ik op het scheepvaartkantoor "Scaldis" te Vlissingen. Mijn vader, die een slagerij had, had een knecht in dienst. Deze verdiende meer, dan ik op mijn scheepvaartkantoor. Op zekere dag zei mijn vader dat ik bij hem moest komen wer ken. Ik zei mijn baan op en werd zeer tegen mijn zin slagersknecht. Wat Pa zei was wet, zo eenvoudig was dat destijds. Toen kwam 1940. De Duitsers vielen ons land binnen. Ik nam vrijwillig dienst als hulpagent van politie. Dat duurde niet lang, want ons land werd bezet. De omzet van de slagerij werd hoe langer hoe kleiner. Ik werd in de loop van 1 941 enige malen op het arbeidsbureau ontboden om in Duitsland te gaan werken. Tegen het eind van 1 941 was er geen ontkomen meer aan, althans zo zag het er uit. Mijn verloofde (mijn huidige vrouw) werkte bij de brandweercommandant, de heer Zandee. Door diens bemiddeling kreeg ik met ingang van 29 november 1941 een aan stelling bij de luchtbeschermingsdienst Ik werd ingedeeld bij de brandweer. Ik werd geplaatst op de post "Oprit" (Coosje Buskenstraat). Ik diende daar onder ploegcom- mandant Hazelhof (oorspronkelijk een man van de Stoomvaart Mij. "Zeeland"). Met Hazelhof werd ik bevriend. Ik leerde hem kennen als een vent uit een stuk. Hij was collegiaal, maar hard als een steen. Hij bracht een discipline in de ploeg, zoals ik nooit gekend had. Hij was hard voor ons, maar ook voor zichzelf. Hij hield ons steeds aan het werk en nam steeds zelf het groot ste deel van het zwaarste en soms vuilste werk voor zijn rekening. Wij gingen voor hem door het vuur. Hazelhof haatte de Duitsers en hoewel hij daarin natuurlijk niet alleen stond, was zijn haat als een immer laaiend vuur Hier hadden twee verwante zielen elkaar gevonden. Was mijn haat voor de Duitsers een strovuur vergele ken bij Hazelhofs vuur, het geheel groeide uit tot Het Vlissingse brandweer korps tijdens de bezettings jaren. Foto collectie Gemeentearchief Vlissingen. DEN SPIEGEL

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1994 | | pagina 11