BRANDWEER
13
maat vol was en dat onze commandant in
gevaar kwam. Hazelhof wilde niet voor de
Duitsers werken en kwam met een plan om zelf
brand te stichten in een gebouw in gebruik bij
de Duitse weermacht. Die brand zou dan moe
ten uitbreken in de vroege ochtend, voordat we
moesten gaan werken. Er werd geëxperimen
teerd met een fles benzine met daarin een kaars.
De kaars was iets dunner dan de hals van de fles
en werd met papier in de fles geklemd. De
bedoeling was dat de kaars zou opbranden tot
de flessenhals en dan brandend in de benzine
zou vallen. Uiteindelijk besloten we het te probe
ren. Wij wisten hoelang de kaars bleef bran
den.
De "Hafen Uberwachungs-Stelle" zetelde in een
gebouw in de Badhuisstraat, 's Nachts gingen
Hazelhof en ik naar het gebouw. De Duitsers
van die dienst gingen destijds 's nachts slapen in
een bunker aan de Duinpoortweg. Via de ach
terzijde gingen we door een raam het gebouw
binnen. We plaatsten de fles met benzine in een
kast en staken de kaars aan. Via de voordeur
vertrokken we over de Badhuisstraat. Wij wacht
ten die nacht tevergeefs op brandalarm. De
andere morgen liepen er op de Duinpoortweg
schildwachten en was men druk in de weer met
een speurhond. De garage waar onze motor
spuit stond was ook gelegen aan de
Duinpoortweg. Hazelhof zei: "Kom op, als de
bliksem naar die moffen. Dan zijn we gedekt als
die hond lucht van ons krijgt." We liepen naar
de bunker van de Duitsers en werden daar weg-
gevloekt. Hazelhof protesteerde nog een beetje
en liep ter plaatse nog wat te gebaren.
Weggaan was niet moeilijk. We werden
gesommeerd ons te verwijderen. Nooit hebben
we geweten wat er was gebeurd.
Hazelhof wilde niets meer weten van verdere
studies. Hij zei: "We zoeken een geschikte
plaats, steken het aan en wachten tot het
brandt". Hazelhof en ik gingen naar een paar
als magazijn voor de Duitse weermacht dienen
de percelen aan de Coosje Buskenstraat. 's
Nachts om drie uur gingen we door een raam
aan de achterzijde naar binnen. Er stonden kar
tonnen platen bestemd voor het verduisteren van
de ramen. We plaatsten eerst die platen voor de
ramen, sleepten toen wat kartonnen doosjes,
een paar houten kistjes en een paar dekens
onder de trap. We overgoten het geheel met
benzine en staken het aan. Nu was er wel
brand. Gezien de ervaring met de speurhond na
onze poging bij de "Hafen-Uberwachung-Stelle"
had Hazelhof besloten een reukspoor te maken
voor eventuele honden. Hij had een aftreksel
gemaakt van visafval. Hij goot dat met een gie-
tertje vanaf het door ons bezochte perceel in de
richting tegenovergesteld aan onze post. Dit
spoor liep naar de Spuikom achter de Boulevard
Bankert. Daar ging Hazelhof op zijn laarzen
door het water van de Spuikom met een omweg
naar de Badhuisstraat. Hier werden een paar
turnschoenen aangetrokken om terug naar de
post te gaan. Dit ook met een omweg. We
waren tegelijk met het brandalarm op de post
terug. Het is interessant voor de speurhondbege
leiders te vernemen dat de Duitsers de andere
dag inderdaad met een speurhond verschenen.
Die hond, misschien was het wel geen goede,
volgde het visspoor en ging er af en toe in lig
gen rollen tot woede van de begeleider.
Ik kan me niet meer herinneren wanneer dit nu
precies gebeurde. Hadden de Duitsers ons niet
meer nodig of hadden we toch afgedwongen
dat ze de brandweer meer met rust lieten. Ik
weet het niet, maar wij hadden de indruk dat het
laatste het geval was. Misschien was het onzer
zijds wel "Wishful thinking". In dit geheel mag
ook niet ontbreken de persoon van Jan van
Ochten, geboren ll november 1910. Jan
woonde aan de Coosje Buskenstraat; hij was
dus onze buurman. Jan is even als ik een
Vlissingse jongen. We zijn van jongsaf vrienden
geweest. Ook Jan werd gedwongen voor de
Duitse Weermacht te werken. Hij werkte bij de
bouw van bunkers. Hij gaf Hazelhof vaak tips
over kwetsbare objecten van de Duitsers. Een
keer had Jan gewerkt bij de bouw van een bun
ker aan de Boulevard. De bouw was klaar. Er
stond een soort boerenkar, waarop een beton
molen stond. De betonmolen zou de andere dag
vervoerd worden naar een andere bouwplaats.
Jan had een afsluitpen uit een van de wielen van
de wagen gehaald. Toen de molen de andere
dag, getrokken door een paard, de Boulevard
af kwam, liep een wiel van de wagen en viel de
betonmolen van de wagen. Al deze dingen kun
je geen verzetsactie noemen. Het was ingege-
DEN SPIEGEL