16 BRANDWEER represailles tegen burgers. Hazelhof had echter zo'n overwicht dat ik toch meedeed. We rolden het wiel naar buiten en wilden langs het wegge tje langs de Vissershaven naar de Zeilmarkt. De uitgang van dat weggetje was tegenover het belastingkantoor. De uitgang was afgesloten door een paar "Spaanse Ruiters". Dit was ons bekend en we hadden al eerder op de Zeilmarkt vastgesteld dat deze Spaanse Ruiters waren te verschuiven. Op het moment dat we een Spaanse Ruiter wilden verschuiven, hoorden we zacht praten net om de hoek van het gebouw aldaar. Het bleek dat een Duitse militair daar aan hef afscheid nemen was van een meisje. Ze hadden daar nog al waf tijd voor nodig en het bezorgde ons een angstig oponthoud van enke le uren. Eindelijk ging het stel weg. Omdat het inmiddels erg laat was geworden, gingen we met het wiel in een onbewoonde woning in de Emmastraat. Hazelhof stopte het wiel in een kast en deed die op slot. De sleutel nam hij uiteraard mee. Hazelhof vroeg mij of ik aan een kar kon komen om het wiel te vervoeren. Ik leende van mijn buurvrouw, de visverkoopster mevrouw de Nooijer, haar viskar. Ik had die toch zelf nodig, want ik had beddegoed geleend van mijn moe der voor een logé. Dit beddegoed moest toch worden teruggebracht. Ik laadde mijn beddde- goed op de kar en reed naar de Emmastraat. Ik haalde het wiel uit het gebouw en stopte dat onder het beddegoed. Ik bracht het naar een adres in de Verkuvl Quakkelaarstraat. Het pand in die straat stond leeg. De eigenaar was gee- vacueerd en Hazelhor had de sleutel om toe zicht te kunnen houden. Ik overhandigde het wiel aan Hazelhof. Later op de dag werd Hazelhof geaaresteerd door de recherche van de gemeentepolitie. Iemand had het wiel zien binnenbrengen en had gemeend de politie te moeten waarschuwen. Ik werd die dag ontboden bij de recherche. Ik werd ondervraagd en begreep al gauw dat ik er niet onder uit kon. Men wist dat ik hef wiel had vervoerd. Ik zei toen, dat Hazelhof mij had gevraagd of ik een wiel voor hem kon vervoe ren. Ik zei dat ik had gezegd, dat dit mooi uit kwam omdat ik toch een kar moest lenen om beddegoed te vervoeren. Men vroeg: "Wanneer vroeg Hazelhof dat?" Ik zei: "Laatste donderdag." Men vroeg: "Waar vroeg Hazel hof dat?" Ik zei:"Op de hoek van de Badhuis straat en de Koudekerkseweg." Men vroeg:"Hoe laat was dat?" Ik zei: "Omstreeks twaalf uur 's morgens." Ik vertelde waar ik het wiel had gehaald en waar ik het had gebracht. Ik nam de houding aan van 'ik weet van niks'. Ik moest wachten en men ging intussen naar de familie de Nooijer om te informeren naar het lenen van de kar. Gelukkig kon mevrouw de Nooijer vertellen dat ik de kar eerder had geleend om beddegoed op te halen bij mijn moeder en later weer om het beddegoed terug te brengen. Daarna ging de recherche ook mijn moeder horen. Toen moest ik weer bij de recher che komen. Men zei dat ik meer wist over dat wiel en dat ze wilden weten waar dat wiel van daan kwam. Ik hield vol, dat ik nergens van wist. Men vroeg waarom ik niet eerst het bedde goed had weggebracht om daarna het wiel te gaan vervoeren. Dat was normaal geweest. Ik zei, dat ik het normaal vond een en ander te combineren en langs de kortste weg af te wer ken. Ik woonde in de Beursstraat. Ik leende de kar van mijn benedenburen. Ik laadde het bed degoed op. Ik reed van de Beursstraat over de Nieuwendijk naar de Emmastraat. Ik haalde daar het wiel op. Ik ging door de Wolstraat naar de Verkuyl Quakkelaarstraat. Ik leverde daar het wiel af en ging vervolgens via de Scheldestraat, Aagje Dekenstraat, Betje Wolfplein, Coosje Buskenstraat, Spuistraat, Molenstraat naar de Breestraat, waar mijn ouders woonden. Ik gaf daar het beddegoed af en reed de kar via het Bellamypark terug naar de Beursstraat. Hoewel kennelijk met tegenzin besloot men mijn verhaal te accepteren. Toen ik op de brandweerpost terug kwam zei één van de mannen, dat we het beste konden onderdui ken, want men zou vast Hazelhof aan het praten krijgen. Als uitkomt wat we hebben gedaan, krij gen we de kogel was de gedachtengang. Een ander zei weer, dat als er meerdere brandweer mensen tegelijk zouden onderduiken, de hele brandweer verdacht zou worden. We besloten het nog even aan te zien. Ik zou contact zoeken met Hazelhof. Ik ging naar een zoon van bakker Sijtsma. Deze bakk er leverde aan de politie het eten voor de arrestanten. Ik vertelde Sijtsma één en ander en vroeg hem een briefje voor Hazelhof binnen te DEN SPIEGEL

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1994 | | pagina 16