20 BRANDWEER Eindelijk was het dan zover. We wisten en hoor den dat de bevrijders via Zeeuws-Vlaanderen oprukten. In de nacht van 31 oktober op 1 november 1944 lag Vlissingen onder zwaar vuur vanaf Zeeuws-Vlaanderen. Ik was inmiddels geplaatst op de post in de Hendrikstraat, geves tigd in de voormalige bierbrouwerij aldaar. We hoorden de granaten inslaan. We knepen hem enorm. Waf doe je dan. Sommigen vloekten, anderen knielden om te bidden. Ik weet nog dat ik aan Hazelhof dacht. Ik dacht, was hij nog maar bij ons. Die zei altijd: "Als je in de puree zit, blijf dan niet passief, doe wat. Dan kun je helderder denken en je kunt beter reageren." Ik herinner me nu dat ik me ging scheren om wat te doen. Sigtermans lichtte mij met een kaars bij. Die vertelde later dat ik zo'n ijskouwe was, van wege dat scheren, maar man, niets is minder waar, ik was doodsbang. We hoorden nieuwe geluiden: mitrailleurvuur, heel dichtbij. Ik was niet de enige die bang was, we knepen hem allemaal. Weer dacht ik aan Hazelhof. "Doe wat." Ik weet niet meer hoe laat het was, maar ik denk omstreeks 4 uur in de nacht. Ik ging naar buiten. De toegang tot het terrein van de brouwerij was een zware dubbele deur. Ik duwde de deur op een kier. Er werd volop geschoten. Er waren lichtflitsen, die ik niet thuis kon brengen. Ik keek naar links. Tegen de muur naast de deur stond een militair met een camouflagenet over zijn helm en zijn geweer in mijn richting. Hij gebaarde dat ik bij hem moest komen Hij sprak Engels. Hij was de eerste bevrijder die ik zag. Hij zei iets over "Buildings fishingboats-harbour" en "Statue de Ruyter". Of ik de weg maar wilde wijzen. Ik dacht ineens weer aan Hazelhof. Ik was kwaad op Hazelhof. Ik dacht jij kan lekker lullen met je "doe wat". Ik had helemaal geen zin om nu wat te doen. Ik had geen keus. Met mijn eerste bevrijder stak ik de straat over. Aan de zijkant van het postkan toor stonden nog een stuk of tien geallieerde mili tairen. Daarbij was de eerste Nederlands spre kende commando. Ik bracht de mannen langs de voorkant van het postkantoor door de Wilhelminastraat naar de Zeilmarkt. Daar wees ik hen het Arsenaal en zei:"Fishingboats-har- bour". De Nederlands sprekende militair zei dat men daar niet meer moest zijn. Ons doel was het standbeeld van de Ruyter. Er werd af en toe geschoten vanaf de kant van de Boulevard de Ruyter, waar wij naar toe moesten. We liepen aanvankelijk aan de kant van hotel "Monopole" over de Nieuwendijk. Aan hef eind van die hui zenrij staken we noodgedwongen over naar de andere kant van de Nieuwendijk. We liepen achter elkaar in de richting van het Beursplein. Er werd niet meer geschoten. Wij liepen voorbij de Sarazijnstraat. De Nederlands sprekende militair en ik liepen voorop. We waren op de hoek bij hotel Goes, toen er plotseling hevig werd geschoten vanaf de Boulevard de Ruyter. Achter mij vielen zeker 3 mannen neer. De rest kon dekking zoeken in de Sarazijnstraat. Wij tweeën konden niet meer terug. We renden de hoek om van hotel Goes en kwamen bij café Elich naast hotel Goes. De voorgevel van dit café was zodanig vernield dat we naar binnen konden springen. Tegelijkertijd kwamen andere commando's via de Sarazijn straat langs de achterzijde het café binnen, ledereen schrok zich wild en bijna had men elkaar neergeschoten. Gelukkig gebeurde dat niet. Langs de achterkant van het gebouw gin gen de Nederlandse militair en ik naar de Sarazijnstraat en vandaar naar de Nieuwstraat. Daar zochten we weer even dekking in de win kel van bakker Somers. De voordeur stond open. De Nederlandse commando knielde op de stoep voor de winkel, bracht zijn geweer in aan slag en opende plots het vuur op de huizen op hef Bellamypark vlakbij hotel Dekker en de Beursstraat, ik zei, dat daar vast geen Duitsers zaten. Hij zei alleen maar:"lk zag wat bewe gen." Zo ging dat. Er werd nog steeds geschoten van de Boulevard de Ruyter en mijn commando wilde een omtrek kende beweging maken. We gingen via de Provooststraat naar het Groenewoud. Weer gin gen we naar het Bellamypark. Weer moesten we dekking zoeken. We lagen op de grond tegen de zijgevel van de sigarenwinkel op de hoek van het Bellamypark en het Groenewoud, toen de Nederlandse commando zich bekend maakte als Van der Steen. Zijn familie woonde in Zaandam. Hij vroeg wie ik was. Ik zei, dat ik zo van mijn brandweerpost was weggelopen. Ik zat daar nogal mee tussen. Als mij wat zou over- DEN SPIEGEL

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1994 | | pagina 20