3
naar Amsterdam om directeur van de
Koninklijke Academie te worden. Naast het
onderwijs bleef er nog voldoende tijd over om
aan grote opdrachten te werken. De Ruyter
werd zijn tweede monument in de reeks van
grote mannen, die hij nog zou vereeuwigen.
Het was begonnen met een zandstenen beeld
van Erasmus, dat in 1 837 voor de Koninklijke
Bibliotheek in Den Haag werd geplaatst. Na
Vlissingen volgden nog Amsterdam met
Rembrandt en Joost van den Vondel, Den Haag
met Willem de Zwijger en Haarlem met Laurens
Jansz.Coster. Kleine bronsplastieken van de
beelden van Willem de Zwijger, De Ruyter en
Rembrandt werden een blikvanger op de
wereldtentoonstelling van 1851 in Londen. Zij
dienden als ornamenten van een pendulestel,
momenteel in bezit van de ABN-AMRO N.V. te
Amsterdam. Hier is duidelijk te zien, dat Royer
Karakteristiek beeld van Vlissingen. Het standbeeld
van Michiel de Ruyter op het keizersbolwerk.
een goed oog voor details had en daar veel
werk van maakte. In zijn historische heldenbeel
den, die zeer realistisch zijn uitgevoerd, kiest hij
voor eenvoudige standen, die een zekere rust uit
stralen. De stoere houding van De Ruyter geeft
zijn karakter en onverzettelijkheid weer. De
treffende gelijkenis van het hoofd kon de beeld
houwer verkrijgen door te werken met een mas
ker van het grafmonument in de Nieuwe Kerk in
Amsterdam, gebeeldhouwd door Rombout
Verhulst. Ook was hij toen de opdracht binnen
kwam net bezig aan een marmeren buste van
de zeeheld. Deze bevindt zich momenteel in de
collectie van het Haags Gemeentemuseum.
Voordat Royer in het groot begon te beeldhou
wen zond hij eerst een miniatuurmodel van het
kunstwerk naar het oprichtingscomité. Daarbij
gevoegd was een maquette van het voetstuk en
hekwerk ontworpen door zijn collega
M.G.Tetar van Elven, docent bouwkunst aan de
Koninklijke Academie. [Het miniatuurbeeld
schijnt nog in bezit te zijn van het Koninklijk
Instituut voor de Marine te Den Helder], Na
goedkeuring van beide ontwerpen kon dan ein
delijk het grote werk beginnen.
Einde 1840 was Royer klaar met het gipsen
beeld. Het moest tot maart 1841 nog in zijn
werkplaats staan om de benodigde stevigheid te
krijgen. Daarna verhuisde het naar de ijzergiete
rij van Paul van Vlissingen en Dudok van Heel in
Amsterdam. Het goedkopere procédé van ijzer-
gieten, overgewaaid uit Duitsland, was goed
aangeslagen bij de Hollandse -en Zeeuwse- zui
nigheid. Beelden, die anders in brons uitge
voerd zouden worden, werden nu van ijzer
gemaakt. Nadeel was hierbij dat dergelijke
monumenten regelmatig overgeschilderd moes
ten worden en het nageslacht met de onder
houdskosten werd opgezadeld.
Op 6 juli was het beeld klaar en Royer begon
de gietnaden aan te zuiveren en nog kleine
details te ciseleren om het geheel zo levendig
mogelijk te maken. De minister van Marine haa
inmiddels toestemming gegeven dat het
Koninklijk Stoomjagt de Leeuw De Ruyter mocht
vervoeren naar Vlissingen. Op 9 augustus arri
veerde hij onder het lossen van het geschut van
de stadswallen en luid gejuich van ae inwoners
in de haven van zijn geboortestad. De "plegtige
DEN SPIEGEL