9
Bodebrief van Vlissingen (28 maart 1795) naar
Duinkerken via Brugge. Op het postkantoor in Brugge
is vanwege het ontbreken van een vertrekaanduiding
"de Vlissingen" op de brief geschreven.
in 1763 werd de postverbinding met
Amsterdam blijvend verbeterd.
Op 8 februari 1749 verschijnt in Vlissingen een
"Lijst der Briefporten" (19), met de toevoeging
"Hoe deselve binnen Vlissingen in Zeelandt,
betaelt zullen worden, komende met de Post" De
porten worden vermeld in stuivers, in de betaal-
munt, met extra portvermelding voor de vier win
termaanden november, december, januari en
februari. In verband met de portberekening dien
den alle brieven geburineerd te zijn, d.w.z.
voorzien van een vertrekaanduiding of een ver-
trekstempel.
Kennelijk was postmeester Lambrechtsen geen
voorstander van vertrekstempels want tijdens zijn
postmeesterschap zijn alleen geschreven vertrek-
aanduidingen gebruikt. Zijn opvolger Du Pon
heeft wel meteen vertrekstempels laten aanma
ken, want het eerste stempel is bekend van
1 78 1Tot de Franse tijd zijn drie vertrekstempels
in gebruik geweest. (Afb. 4)
DE VLAAMSE EN BRABANTSE BRIEVEN
De koopmansboden van en naar Middelburg
deden op hun reis ook Vlissingen aan. Via
boden had Vlissingen aansluiting op het
Europese postnet van de Keizerlijke Rijkspost, de
zogenaamde Thurn und Taxische Post. Thurn
Taxis had in alle grote Vlaamse en Brabantse ste
den postkantoren als onderdeel van een interna
tionaal postnet. De Vlissingse handelsbrieven
gingen via Antwerpen, Gent en Brugge naar
Brabant en Vlaanderen, maar ook naar Zuid-
Europa.
In 1723 worden de routes van Antwerpen en
Gent samengevoegd. Vanaf 1756 wordt deze
route de hoofdroute voor de Zuidelijke
Nederlanden en Zuid-Europa, uitgevoerd als
postrit. De route naar Brugge heeft aTleen belang
voor West-Vlaanderen. De Brugse route is een
boderoute gebleven tot 1802. Toen werd de
route opgeheven en ging voortaan ook de post
voor West-Vlaanderen via Gent. Van die tijd af
dateert het stempel "Zelande par Gand (In Gent
geplaatst). Op de Vlissingse post naar en via
Brugge geen vertrekstempels gebruikt. Er was
namelijk geen stempelverplichting voor brieven
die met een koopmansbode werden meegege
ven. Het onderscheid tussen de bode en de pos
ten werkte ook door in de activiteiten op het
postkantoor. Voor de post was een vertrekaan
duiding op de brieven verplicht (Afb. 5)
DE ENGELSE BRIEVEN
Het eerste postverdrag waarbij Vlissingen was
betrokken betrof de Engelse brieven bestemd
voor Zeeland en Holland. Op 22 september
1659 verzocht Hendrik Jacobsz. van der Heijde
toestemming aan de Staten van Zeeland om in
Sluis een postkantoor te mogen oprichten voor
een postverbinding met Engeland. Deze toe
stemming werd hem verleend onder voorwaarde
dat bodeloon, briefport en plaats van bestelling
niet zouden wijzigen.
Van der Heijde besloot al snel de postboot via
Vlissingen te leiden. Eind 1660 werd echter als
nieuwe aanloophaven Goeree of Hellevoetsluis
voorgesteld. Daartegen ageerden zowel
Vlissingen als Middelburg. De magistraat van
Vlissingen nam contact op met Henry Bishop,
postmeester van Londen om de postboot op
Vlissingen te kunnen houden. Henry Bishop
steunde het Vlissingse standpunt (9), maar zon-
DEN SPIEGEL