penning zeker te hoog hebben gevonden,
maar principieel was men tegen het afstaan
van de bevoegdheid, zelf het uitgavenpa
troon (vooral het bekostigen van oorlogen)
vast te stellen.
Ook het notariaat werd betrokken in het
streven naar unificatie. In 1524 vaardigde
Karei V een edict uit. Uit dat edict blijkt dat
het notariaat al zodanig van belang is dat
een regeling wordt gewenst. In het edict
wordt eerst een reden voor het uitvaardigen
gegeven:
"Ende dat overmits de Simpelheyt en de
Onabelheyt van den voorszegden notarissen
of fraude die eenige van hen daerine gebruyc-
ken, oock dat sommige geen registeren, noten
en de prothocollen en houden" (etc).
Als oplossing wordt o.a. een maximum-aan
tal notarissen vastgesteld, een behaald exa
men geëist en moet voorts een eed worden
afgelegd.Overigens heeft het edict weinig
geholpen. In 1531 en 1540 worden de eisen
nogmaals gepubliceerd.
De notarissen in de Republiek der Zeven
Verenigde Nederlanden mochten zich dus
niet vrij vestigen. Zij moesten een examen
afleggen en konden bij succes worden gead
mitteerd (toegelaten) als notaris door het
stadsbestuur. Er was geen sprake van een
academische studie en de notarissen uit die
tijd waren ook nooit meester in de rechten.
Daardoor behoorde het notariaat in die tijd
ook niet tot de maatschappelijke bovenlaag.
Uit het feit dat soms kort na elkaar notaris
sen werden benoemd, leid ik af dat iedereen
die de vereiste kennis had, benoemd kon
worden. Daardoor volgde de ene notaris niet
de andere op. Stopte een notaris zijn werk
zaamheden, dan moest hij zijn archief
afstaan aan het Stedelijk Archief. Door de
brand van het stadhuis in 1809 (de Engelse
aanval op Vlissingen tijdens de Franse tijd)
zijn vrijwel alle oude Vlissingse notariële
archieven verdwenen.
Iedere notaris in de 17e en 18e eeuw was een
zelfstandig ondernemer. Aan de akten werd
ook geen bijzondere bewijskracht toegekend.
Het publiek deed een beroep op hem omdat
hij ervaring had.
Wat was het werkterrein in die tijd:
testamenten, huwelijkse voorwaarden, boe
delverdelingen en het vastleggen van con
tracten.
Het nu zo belangrijke onderdeel: levering
van onroerende goederen, behoorde niet tot
de praktijk van de notaris. De overdracht
van huizen en grond vond volgens oud
Romeins recht plaats voor het gerecht.
In 1795 houdt de Republiek der Zeven
Verenigde Nederlanden op te bestaan en
wordt de Bataafse Republiek gevormd.
Op landelijk niveau worden een grondwet en
een algemeen Burgerlijk Wetboek voorbe
reid. Voor het notariaat verandert er niets.
De wijze van benoeming en de bevoegdheden
blijven gelijk. Dit wordt anders als het
Koninkrijk Holland (1806-1810) opgaat in
het Franse Keizerrijk.
Vlissingen gaat al eerder over in het Franse
Keizerrijk. Volgens het Tractaat van
Fontainebleau d.d. 11 november 1807 wordt
Vlissingen Frans, waartegenover Oost-
Friesland, s-Heerenberg, Zevenaar en Huis-
sen onderdeel gaan uitmaken van het
Koninkrijk Holland.
Een van de consequenties van het opgaan in
het Franse Keizerrijk is dat ook de wetge
ving daarvan van kracht werd. Napoleon
had naast zijn aandacht en energie voor oor
logvoeren ook veel belangstelling voor de
wetgeving. Het nog steeds in Frankrijk van
kracht zijnde Burgerlijk Wetboek is in zijn
regeringsperiode tot stand gekomen en aan
de voorbereidingen daarvan heeft hij actief
meegedaan: hij heeft aan meer dan de helft
van de vergaderingen ter voorbereiding van
de Code Civil actief deelgenomen.
Ook voor hem zullen twee factoren van
belang zijn geweest: eenheid van recht
bevordert de handel (en daarvoor had ook
iedere streek in Frankrijk haar eigen rechts
stelsel) en de centrale regering verkrijgt veel
meer invloed.
Maar niet alleen de Code Civil werd inge
voerd. Op 16 maart 1803 (in de Franse tijds
aanduiding in die tijd: 25 Ventöse jaar XI)
werd in Frankrijk van kracht een wet op de
organisatie van het notariaat.
Den Spiegel, juli 1995
3