Dishoek, 1 augustus 1995
Welwillende lezers,
Graag willen wij, zus en broer Schoenmakers, wat toevoegen aan het sympathieke artikel over
C. de Waard van de hand van mw A. M. van Loo-Ditmar in "Den Spiegel" nr. 3 van dit jaar.
Wij beiden hebben de familie De Waard goed gekend: zij woonde tegenover ons op het Oude
Marktje. En wel aan de laagst gelegen zijde, zoals De Waard concludeerde bij de watersnood
van 1953. Aan hun zijde bleef het water het langst staan: "Ik heb het altijd al vermoed, nu is het
bewezen.
De familie bewoonde een oud pand, vroeger deel uitgemaakt hebbend van een kloostercomplex
Het gezin bestond uit: De Waard, zijn echtgenote (een meisje Schwartz - oud verpleegster), de
tweeling Kees en Max (Mak volgens De Waard) en de kater Jan. Jan at mee aan tafel en vertoon
de volgens De Waard onmiskenbaar menselijke trekken. Hij is 21 jaar geworden en hij werd in
de tuin bijgezet.
De tweeling wist pa niet uit elkaar te houden. Toen zij door hun moeder met uiteenlopende strik
jes werden getooid verwisselden zij eenvoudigweg de strikjes.
Mevrouw De Waard bestierde het huishouden. Er werd sober geleefd. De studie van De Waard
vergde veel geld. Hij bezat een uitgebreide bibliotheek met 17e. 18e, 19e en 20ste eeuwse werken,
veelal van de hand van of gaande over Mersenne, Huyghens, Tannery, Mevrouw De Waard
had het wel eens moeilijk met haar man en vond haar troost in de muziek. Zij was overigens zeer
hulpvaardig en gezien in de buurt.
De Waard kende goed Latijn, vandaar dat hij de geschriften van Isaac Beeckman, ten dele
gesteld in potjeslatijn, wist te ontcijferen en naar waarde te beoordelen. De Waard rookte graag
sigaren maar maakte zich weinig zorg over de as, zijn pakken zagen er grauw-wit van en dat
had hem zijn bijnaam op de HBS bezorgd. Hij was in meerdere zaken verstrooid, zijn vrouw
moest in de praktische zaken des levens bijspringen.
Broer S. heeft net geen les meer van hem gehad en zus heeft niet op de Vlissingse HBS gezeten.
De Waard ging in juli 1944 met pensioen.
Echter toen de wiskundeleraar overigens eens de raakproblemen van Apollonius noemde zonder
er verder op in te gaan, was broers nieuwsgierigheid gewekt en hij vroeg aan De Waard wat dit
behelsde. De Waard mompelde wat en liet enige dagen later een aantal getypte velletjes bezor
gen,(zo was zijn manier van doen) waarop hij alle 10 problemen met de nodige toelichting uit
eengezet had. De Waard wist dat wiskunde en natuurkunde voor de meeste jongelui taaie vak
ken waren, zeker indien behandeld volgens de didactiek van de eerste helft dezer eeuw. Het toe
kennen van cijfers hield, hem tijden bezig.
Zijn schoolvakanties bracht De Waard veelal in Parijs door, waar hij in bibliotheken zijn gege
vens opzocht en zijn mening toetste. Voor de oorlog is mevrouw De Waard enige keren meege
gaan, na de oorlog werd hem van Belgische zijde goedkoop onderdak geboden.
De Waard was in gesprekken enerzijds zeer behoedzaam in zijn formuleringen, anderzijds zeer
gevat. Tijdens een gedwongen verblijf in het ziekenhuis ontmoette hij in de rookkamer - waar
kon dat ook anders - een eveneens verpleegd wordende medewiskunstenaar. Zij voerden daar
urenlange gesprekken.
Zoals mevrouw Van Loo reeds opmerkte werd van Franse zijde De Waards werk zeer gewaar
deerd. Tegen het einde van zijn leven viel hem ook Nederlandse erkenning ten deel. Hij kreeg een
koninklijke onderscheiding.
In zijn "Geschiedenis van de Wiskunde" laat Dirk Jan Struik zich lovend over hem uit.
Wij, broer en zus, vinden het jammer dat er niet een straat of plein, desnoods een steegje naar
hem vernoemd is.
mr. C.F.V. Herbers-Schoenmakers
ir. A.J.A. Schoenmakers
Barendrecht, 4 juli 1995
Den Spiegel, oktober 1995
31