gepensioneerden, maar b.v. ook de schrijver
van dit stukje, die als zoon van een weduwe,
met de andere leden van het gezin naar
Rotterdam evacueerde. Ook van Ockenburg,
inmiddels 68 jaar, moest ondanks het feit dat
hij het beheer had over twee apotheken,
Vlissingen verlaten en koos domicilie te
Papendrecht bij zijn dochter Henriëtte
Adriana Holterman-van Ockenburg.
Hermien van de Kleine Mulder, die als pro
visor van de Singelapotheek was aangesteld,
had zich reeds in de meidagen van 1940
onderscheiden door een noodvoorziening in
te richten in het kortgeleden gesloten Hof
van Walcheren te Koudekerke. De balansen
stonden op de biljarttafels opgesteld en
meerdere keren trok Hermien naar de zwaar
onder vuur liggende stad om zich van medi
sche aanvullingen te voorzien. Tijdens de
bevrijdingsoperaties, in november 1944, was
Hermien wéér betrokken bij de medicijn
voorziening. Er waren nog slechts enkele
personen in Vlissingen achtergebleven,
maar Dr. Staverman was van mening dat er
een eerste zorg moest zijn en bommen en
granaten dan maar naast de hulppost moes
ten vallen. Ditmaal werd het huis waarin
Hermien van de Kleine Mulder overnachtte,
echter ook getroffen door een granaat.
Enkele bewoners werden dodelijk getroffen.
Hermien kreeg een granaat door beide benen
en moest, zwaar gewond als zij was, per mili
taire ambulance naar Zeeuws Vlaanderen
afgevoerd worden. Op het Scheldeterrein, op
weg naar de boot die haar zou overbrengen,
ontmoette zij de eerste Canadese bevrijders,
die door haar met een vrolijk "good morning
Sir" werden begroet.
Op 7 juli 1949 werd van Ockenburg in het
inmiddels afgebroken Strandhotel gehul
digd vanwege zijn gouden jubileum als apo
theker te Vlissingen. Bij die gelegenheid
werd hij benoemd tot Ridder in de orde van
Oranje Nassau, voor zijn jarenlange werk
zaamheden, o.a. als voorzitter van het
departement Zeeland der Koninklijke
Maatschappij tot Bevordering van de
Pharmacie. Ook werden zijn vele verdien
sten geprezen als bestuurslid van het
Nederlands Rode Kruis en zijn inzet bij de
uitwisseling van Duitse en Belgische krijgs
gevangenen tijdens de eerste wereldoorlog.
Van Ockenburg was ook jaren lang verbon
den geweest aan de vrijmetselaarsloge
L'Astre de l'Orient. Hij was er zelfs voorzit
tend meester van eer. Hij was de stuwende
kracht bij de onderhandelingen tot het ver
krijgen van een eigen gebouw aan het
Bellamypark. Ook de Nutsspaarbank had
zijn volle aandacht. Hij was er dertig jaar
bestuurslid en enige jaren lid van het hoofd
bestuur.
Een heel bijzondere plaats in zijn bestaan
nam evenwel de sociëteit Unitas in, waar hij
zich nog altijd als een echte losbol kon gedra
gen. Was hij eenmaal in de stemming, dan
klom hij zelfs op het biljart om er uit volle
borst zijn oude studentenliederen te zingen.
Zijn vrouw, die van het typische Middel
burgse soort was, zag de escapades dan met
enig dédain aan. Als van Ockenburg zich na
een avondje stappen, verregend en wel, bij
zijn "commandant" vervoegde, placht ze in
zo'n geval te zeggen: "Regent het, vent?" Dan
antwoordde hij: "Het pist. Ik ben strontnat!"
Op 23 maart 1952 eindigde de periode van
van Ockenburg. Hij was betrokken geweest
bij een auto-ongeval en wist niet meer te her
stellen van de daarbij opgelopen kwetsuren.
Door de afwezigheid en ook al hoge leeftijd
van van Ockenburg (hij was in 1946 tweeën
zeventigjaar) oud en omdat Hermien van de
Kleine Mulder herstellende was van haar
verwondingen tijdens de bevrijding, was er
een vacuüm ontstaan op farmaceutisch
gebied in het na-oorlogse Vlissingen. Een
noodkreet werd uitgezonden naar professor
Dr. E.H. Vogelenzang van de afdeling far
maceutische chemie te Leiden om de openge
vallen plaats door een gediplomeerd apothe
ker te laten bezetten. De jonge Jacob
Marinus Heyl van de Sande, geboortig van
Schoondijke, had zijn studie zojuist voltooid
en werd aangezocht om die functie te vervul
len. De eerste jaren trad van de Sande op als
provisor in de apotheek van eigenaresse
mevrouw van Ockenburg-Dutilh. En in 1949
was het dan zover, dat van de Sande zijn
wens om zelfstandig ondernemer te kunnen
zijn, in vervulling zag gaan.
In die eerste na-oorlogse jaren heeft ook het
6
Den Spiegel, januari 1996