ik wel naar de HBS zou kunnen, vond ik dat
toch veel spannender. In die tijd moest je
eerst een toelatingsexamen doen. Zeer ener
verend. Ik slaagde en ging net voor de
Mammoetwet in werking trad vijfjaar naar
de HBS aan de Brouwenaarstraat. Niet zo'n
gezellige tijd, wantje had veel vakken en dus
veel huiswerk, Frans, Duits, Engels enz.
Voor de compensatie schaakte ik fanatiek bij
de Vlissingse Schaakclub in Het Anker.
Diverse klasgenoten hadden meer lol, zoals
de huidige architect Ben Gillissen, alsook
Ronnie Roelse, nu adjunctdirecteur van de
Vlissingse woningbouwvereniging Basco en
Frans Meijer, onder meer kroegbaas van De
Concurrent. Die gingen bij voorbeeld naar
De Hoppit, waar je van je ouders niet mocht
komen omdat er ook hasj werd gerookt.
Tevens zat er altijd een groep leeftijdgenoten
bij De Fles op het Stadhuisplein en bij de
monnik van de Westbeer boven aan de
Goosje Buskenstraat. Dat was de DOR Met
witkalk was dat ook op de monnik gekalkt.
Het heeft er heel lang opgestaan en is mis
schien nu nog wel te zien.
Binnenstad
De binnenstad van Vlissingen werd in die
tijd werkelijk afgebroken. Gesaneerd, heette
dat. Met tekenleraar Naerebout gingen we
met mooi weer oude pandjes tekenen die
spoedig zouden worden afgebroken. Iedereen
vond dat goed, inclusief mijn ouders. Met
mijn vader had ik toen ook een discussie over
de Gevangentoren. Iedereen vond bovendien
dat die weg moest, want anders zouden de
nieuw te bouwen huizen aan de boulevard
geen uitzicht hebben en dat kon toch niet. De
meningen over de waarde van ons cultureel
erfgoed zijn inmiddels wel gewijzigd, zie de
restanten van de Oostbeer aan de
Commandoweg, die weer boven de grond zijn
gehaald.
Studeren
Ik was niet de beste van de klas, maar tot
mijn verrassing won ik bij het eindexamen
de Doktor Spuyman prijs voor de beste leer
ling in de exacte vakken. Dat kwam omdat je
drie uur de tijd kreeg voor slechts enkele
sommen. Als schaker was ik gewend rustig
alle varianten na te gaan en zo het probleem
op te lossen. De prijs was een paar honderd
gulden en zat in een grote enveloppe, gecali-
grafeerd door Naerebout. Ik zal die te zijner
tijd aan het gemeente-archief schenken.
Wanneer je als jongen in die tijd HBS.B had
gedaan en je wilde verder studeren, dan was
het gebruikelijk om naar Delft te gaan. Een
stuk of vijf klasgenoten zouden dit doen,
evenals ik. Aangezien ik op het strand graag
stroompjes afdamde met dijken van zand die
dan later weer doorbraken, besloot ik weg
en waterbouw te kiezen. Dolf Reddingius,
mijn beste vriend, zou mijnbouw doen. Op
aandrang van zijn vader, die bevriend was
met Van de Sande en met hem voor de
Boerenpartij in de gemeenteraad zat, moes
ten wij maar eens met Van de Sande gaan
praten over wat studeren is en of farmacie
iets zou zijn.
Wij, twee 16-jarige jongens, werden 's
avonds op het kantoor bij hel t.l.-licht ont
vangen door een omvangrijke man met een
hese stem die ons van alles vertelde. Hij zei
onder meer dat hij wist wat een creme is en
dat er hele grote amines als geneesmiddel
worden gebruikt. Toen we weg waren uit die
typische geur van de apotheek, hebben we
hard gelachen. Wij vonden het maar niks en
bleven bij onze keus.
Farmacie
Toen ik echter op een voorlichtingsdag van
de TH was geweest en daar circa 300 (uit
sluitend) jongens had gezien, voelde ik dat er
iets niet goed zat. Ik ging twijfelen. Mijn bei
de opa's waren huisarts geweest in Goes,
maar arts wilde ik niet worden. Bloed, etter
en aambeien trokken mij niet aan, maar far
macie, dat leek wel een beetje op medicijnen
studeren. Met mijn moeder probeerde ik een
voorstelling te maken van wat een apotheker
eigenlijk doet. Wij kwamen er niet uit, maar
het was iets geheimzinnigs en de studie
bevatte veel exacte vakken. Ik ging farmacie
doen.
Weer naar Van de Sande en deze adviseerde
naar Leiden te gaan. Voor het kandidaats
examen heb ik in zijn apotheek een paar
maanden stage gelopen. Leuk was dat.
Allemaal vrouwen. Veel giechelen dus.
In het sousterrain stonden en staan nog
steeds, vele maten roestvrijstalen trechters
10
Den Spiegel, januari 1996