Het potjeslatijn van Pieter Hagheman,
apotheker te Vlissingen
Een bewaard gebleven apothekersnota uit de jaren 1602-1604
Ad Tramper
Een paar keer per week liep apotheker Pieter Hagheman van zijn woning in de Sint
Jacobsstraat naar het Gasthuis in de Koestraat om medicijnen af te leveren voor
zieke en gewonde soldaten afkomstig uit het belegerde Oostende. Eigenlijk niks bij
zonders ware het niet dat de rekening van deze door de apotheker afgeleverde
medicijnen bewaard is gebleven en ons toch wel een aardige kijk geeft op de medi
cijnkast uit het begin van de zeventiende eeuw. Per dag zijn de afgeleverde genees
middelen keurig gespecificeerd.
Zeker voor Vlissingen is het heel bijzonder, gezien de weinige bronnen die er zijn
vóór 1809, dat we over zo'n gedetailleerd document kunnen beschikken. De lezer
zal echter tevergeefs deze rekening in het Gemeentearchief zoeken. Daarvoor is een
bezoekje aan onze buren van het Rijksarchief in Middelburg nodig. Het bewuste
document komt namelijk uit het archief van de Rekenkamer van Zeeland. Een
mond vol maar ook voor Vlissingen een bron die veel zal kunnen bijdragen aan
onze stadsgeschiedenis. In ieder geval alle reden om eens even stil te staan bij deze
apotheker en zijn rekening, met het Vlissingen uit de vroege 17de eeuw als decor.
Vlissingen als pandstad in de
Tachtigjarige Oorlog
Het begin van de zeventiende eeuw was voor
Vlissingen een roerige periode. Hoewel de
Vlissingers na de bevrijding in 1572 weinig
meer te duchten hadden gehad van de
Spanjaarden was de situatie allesbehalve
normaal te noemen. Sinds 1585 was
Vlissingen samen met Fort Rammekens en
Den Briel aan de Engelsen in onderpand
gegeven. Dit was immers de prijs die betaald
moest worden voor de Engelse bijdrage aan
de Tachtigjarige Oorlog. Sir Philip Sidney
had in november 1585 voet aan wal gezet en
was nog geen jaar gouverneur van
Vlissingen toen hij als gevolg van zijn ver
wondingen die hij opliep in de slag bij
Zutphen overleed. Driejaar later volgde zijn
broer Robert Sidney hem op. Robert hield
het langer uit in de Nederlanden; pas in
1616 zou hij terug keren naar zijn kasteel
Penshurst Place in Engeland.
Het beleg van Oostende
Het jaar 1600 roept bij velen als een soort
pavlov-reaktie de slag bij Nieuwpoort op in
het geheugen. Een veldslag waarin de
Spanjaarden een lesje kregen van prins
Maurits. In werkelijkheid was de slag bij
Nieuwpoort een nietszeggende overwinning
Waar het om draaide was het ontzetten van
Oostende en andere Vlaamse havens. Dit
plan zou niet slagen; de verwachtte hulp uit
de steden van Brugge en Gent kwam niet
opdagen en het optreden van het militaire
genie Ambrogio Spinola bracht Maurits de
nodige kopzorgen. In 1605 zou Spinola zelfs
de Rijngrens overtrekken. Slechts het altijd
terugkerende geldgebrek riep hem een halt
toe. Daarvoor had echter van 1602 tot 1604
het beleg van Oostende plaatsgevonden. In
augustus 1604 zag het er nog hoopvol uit
toen Maurits Sluis wist in te nemen, of kreeg
hij het in de schoot geworpen door Spinola?.
In ieder geval was het een reden voor de
Staten Generaal om een dank- en biddag uit
te schrijven voor de overwinning in Sluis:
'...omme Godt den heere te dancken, loven
ende te prysen om het goed succes dat hem
soo genadelijk gelieft heeft dese vereenichde
22
Den Spiegel, januari 1996