In de Molenstraat hadden wij inmiddels ver
schillende panden (huisnummers 45, 47, 49
en 53) aangekocht.
Molenstraat 53 is één van de kleinste huisjes
van de stad. In dit pandje was de bouwtijd
niet aanwijsbaar. Er was een balklaag met
beschilderingen in sjabloon-techniek uit het
midden van de zeventiende eeuw. Door de
ingemetselde kogels in de voorgevel lijkt het
aannemelijk dat dit pand door het bombar
dement van de Engelsen in 1809 ernstig
werd beschadigd. Dit was het eerste pand in
de Molenstraat dat door ons werd gerestau
reerd en na de voltooiing werd het te koop
aangeboden. Al vrij snel kwamen er kopers
opdagen. Daar waren wij blij mee want zo
kwam er geld vrij om door te gaan met res
taureren. Wat schetst echter onze verbazing
toen de hypotheekbank weigerde deze
kopers een hypotheek te verstrekken. De
bank was niet bereid om geld te steken in
een pand in de Molenstraat, wie kreeg het in
zijn hoofd om in zo'n gribus te willen wonen.
Uiteindelijk lukte het toch, wat te danken
was aan burgemeester Westerhout, die in de
bres sprong en de bank wist te overreden om
een hypotheek te verstrekken.
Huisnummer 45 bestond uitsluitend uit een
stukje bouwgrond met resten van oude
moerbalken en een fraai besneden puibalk.
Het pand was al een aantal jaren ervóór ges
loopt maar gelukkig was onder leiding van
de heer Antheunissen, destijds adjunct
directeur Gemeentewerken, een opmetings-
tekening gemaakt, waardoor het pand kon
worden gereconstrueerd.
De oorspronkelijke bouw was uit de eerste
helft van de zeventiende eeuw, het pand
bestond uit twee verdiepingen met eiken
moer- en kinderbalken. De gevelsteen, die
nu in de voorgevel is ingemetseld, werd des
tijds op aanvraag beschikbaar gesteld door
het museum, waar de steen in de kelder zijn
leven sleet.
Molenstraat, huisnummer 47, betreft een
pand uit de zestiende eeuw, waar in de twee
de helft van de zeventiende eeuw een verdie
ping is opgezet. De balklaag boven de begane
grond bestaat uit eiken moer- en kinderbal
ken. Door ingeschaafde groeven lijkt het
aannemelijk dat er een zogenaamde eiken
spreidsel (dunne eiken plaatjes tussen kin
derbalken) werd toegepast.
De balklaag boven de eerste verdieping
bestaat uit een enkelvoudige balklaag. Vóór
dit pand, dat oorspronkelijk een trapgevel
heeft gehad, was begin deze eeuw een onaan
zienlijke nieuwe voorgevel geplaatst met
dubbele toegangsdeuren, zodat het huis was
opgesplitst in twee woningen.
De gemeentelijke sloopwoede was echer niet
uitgeblust. De Noordstraat was een doorn in
het bestuurlijk oog. Ik had mijn oog al eens
laten vallen op een gepleisterde voorgevel in
de Noordstraat, huisnummer 1. Het pand
werd gesloopt. Ik nam contact op met de
directeur Gemeentewerken en mocht het
pand hebben, dat wil zeggen, zelf slopen wat
ik nodig had en alles netjes opruimen.
Eerst werd de pleister van de voorgevel ver
wijderd en tot onze verrassing kwam er een
vrijwel ongeschonden zeventiende-eeuws
metselwerk tevoorschijn van gele IJssel-
steentjes met rode versiering en raambo-
gen.Deze fraaie voorgevel had dezelfde afme
ting als het genoemde pand in de
Molenstraat, dus werd in overleg met
Monumentenzorg besloten om de onaanzien
lijke voorgevel te slopen en te vervangen
door de gevel van Noordstraat 1. De houten
onderpui werd volledig gereconstrueerd aan
de hand van sporen in de puibalk, de boven-
gevel werd voorzien van kruiskozijnen.
Bij eigenhandig slopen kwamen twee bijzon
derheden voor de dag. In de eerste plaats
waren boven de ramen bogen gemetseld.
Hierboven was een rand gemetseld die
slechts driekwart van de lengte in de muur
stak. Conclusie was dat een kwart deel bui
ten het muurvlak zichtbaar was geweest. Dit
werd bij de herbouw opnieuw gedaan, met
een aangehakt profiel, waardoor de voor
Vlissingen zeldzame boogvorm ontstond die
aan wenkbrauwen doet denken.
Ten tweede werd in het metselwerk van de
muur het jaartal 1677 zichtbaar, wat
opnieuw is aangebracht.
Het pand werd casco verkocht aan de huidi
ge bewoner die het in eigen beheer heeft
laten afbouwen.
14
Den Spiegel, april 1996