De oudheidkamer van de Koninklijke Maatschappij de Schelde J.W. Weug Het ontstaan van de oudheidkamer van de K.M.S. is min of meer bij toeval geschiedt.In de Tweede Wereldoorlog waren er nauwelijks gereedschappen te koop en vooral de mechanische handgereedschappen hadden ernstig te lijden doordat men geen vervangende onderdelen kon kopen. Op een relatief dure manier werden deze onderhouden in o.a. de gereedschapwerkplaats, de bankwerkerij-smederij en de onderhoudswerkplaats. Na de oorlog konden nog niet direct gereed schappen gekocht worden met als gevolg dat de dure reparaties voortgingen. In 1946, toen er veel schepen in het kader van de zogeheten "Marshallhulp" goederen van de Verenigde Staten naar Europa brachten, werden er nogal eens reisreparaties uitge voerd. In de ruimen van één van deze schepen lag een geweldige hoeveelheid schroot en gereedschap opgeslagen van de scheepswer ven in de V.S., die gesloten werden omdat de oorlogsproductie gestopt was. De officieren van het schip waren Hollanders en tijdens een gesprek kwam de aanwezigheid van deze gereedschappen ter sprake. De officie ren vonden het toch wel erg dat deze, rede lijk goede gereedschappen, verschroot zou den worden en boden aan om gezamenlijk te kijken of deze nog in de behoefte van de K.M.S zouden kunnen voorzien. Zo kwam er een 'deal' tot stand, waarbij de K.M.S. een aantal van deze gereedschappen mocht rui len voor dezelfde typen en aantallen die uit het ruim gehaald werden. Het betrof in hoofdzaak kelderwinden, mechanische vij zels en Yale takels. Deze gereedschappen waren niet alleen goed bruikbaar, maar waren ook veel moderner. Op dat moment begon bij de man die e.e.a. behandelde echter een 'lampje te branden'. Hij realiseerde zich dat, indien alle oude gereedschappen werden omgeruild, hierme de ook een stukje geschiedenis van de K.M.S. zou verdwijnen. Derhalve werd van elk van de oude gereedschappen een exemplaar opgeslagen onder de helling in de daar aan wezige magazijnruimten. In de jaren die daarop volgden werd elk stuk gereedschap wat vervangen werd op zijn museale waarde bekeken en doordat dit ver zamelen steeds meer bekendheid verkreeg onder het personeel ging een groot deel hier van meehelpen. Sommigen van de timmer lieden en houtscheepmakers, die een jaar lijkse vergoeding kregen voor het aanschaf fen van persoonlijk gereedschap, stonden dit bij het verlaten van de K.M.S. aan de inmid dels opgerichte oudheidkamer af. De verzameling werd op den duur te groot en het onderhoud te kostbaar, zodat met het Gemeente Museum bekeken werd of deze de collectie zou willen beheren. De Gemeente en de K.M.S. raakten het eens en als gevolg hiervan kon de eerste expositie, met mede werking van de Gemeente, plaatsvinden in het Arsenaal waar e.e.a helaas niet tot zijn recht kwam. In het nieuwe Maritieme Museum in het Lampsinshuis, dat er naar wij hopen spoedig zal komen, zal e.e.a. op geschikte momenten getoond worden met daarbij een duidelijke toelichting. Zo hoopt men te bereiken dat de overgang van handbediende gereedschappen naar hydraulische, c.q. mechanische, electro- mechanische en electronisch bediende gereedschappen bewaard zal blijven voor het nageslacht, waarvan het merendeel nu al niet meer weet waar deze voor dienden en wat de bijbehorende namen zijn. 10 Den Spiegel, juli 1996

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1996 | | pagina 10