optuigen, verven en kalefaten. De schepen
werden daarna uitgerust met de vangstsloe
pen, geladen met walvisgereedschappen,
blokken en takels voor het afspekken, oks
hoofden voor het bergen van traan of spek
en geproviandeerd voor een maandenlang
verblijf voor een groot aantal mensen aan
boord, op Spitsbergen of Jan Mayen. Al die
werkzaamheden brachten veel bedrijvigheid
in de Nederlandse vertrekhavens teweeg.
Het voornaamste walvisprodukt was traan,
dat gebruikt werd voor de zeepfabricage,
leerbereiding, touwslagerij, textielnijver
heid en verf- en teervervaardiging. En ook
voor verlichting in olielampen en als medi
cijn. De zgn.knookolie werd uit walviskaken
gehaald en als smeermiddel tegen reuma-
thiek gebruikt. Na het afspekken werden de
baarden van de bovenkaak gesneden,
schoongemaakt en gebundeld. De beste
baarden waren zo'n zes voet of langer. Aan
de wal werden de baarden tot balein ver
werkt en gingen naar de baleinwerker die er
allerlei artikelen van maakte. Zoals kokers,
mesheften, lijsten voor portretten, schoor
steenmantels, wandelstokken en meetroe
den. ook medaillons in haut-reliëf werden
van balein gemaakt, ook werd het gebruikt
voor inlegwerk in meubels.
Het ivoor van de walrustanden werd ook
voor allerlei zaken gebruikt. Als gevolg van
de intensieve jacht op walvissen kwam er
geleidelijk aan een einde aan de baaivisserij
en kustvisserij rond de eilanden. Er werd
dan ook overgegaan op de zee- en ijsvisserij
waarbij de vissen in open zee tot ver in het
poolijs werden vervolgd. Het veel gebruikte
fluitschip voldeed daar niet meer voor en
werd vervangen door het bootschip met ver
sterkte scheepsromp, breder werkdek en
lagere achteropbouw dat meer geschikt was
om de sloepen af te vieren en voor het
afspekken van walvissen. De gedode vissen
werden nu op zee langszij van de schepen
afgespekt en het spek werd in vaten naar
Nederland gebracht voor verdere verwer
king. Landstations waren niet meer nodig
en de Noordsche Compagnie werd in 1642
opgeheven. Daarna mocht iedere Neder
lander op walvis gaan jagen en het aantal
walvisvaarders steeg van ca 55 in 1650 tot
246 schepen in 1684. Aan het vangstgebied
ten oosten van Groenland werd een nieuw
toegevoegd, Straat Davies ten westen van
Groenland. Met de bewoners van die kust
van Groenland werd reeds lang handel, ook
ruilhandel gedreven. Na het hoogtepunt van
de Nederlandse walvisvangst in 1721 ging
de belangstelling daarvoor achteruit en was
rond 1800 voorbij.
Walviskaak Campveersche Toren - Veere.
Foto: archief VNLS
18
Den Spiegel, juli 1996