bais van nieuw bronnenonderzoek in bin
nen- en buitenland met deze en andere
mythen uit De Ruyters leven afgerekend,
zonder dat daarbij overigens hoeft te worden
afgedongen op het feit dat hij Nederlands
grootste zeeheld is geweest.
Een man van de praktijk. Zo kan De Ruyter
in enkele woorden het best worden gekarak
teriseerd. Bijna zijn hele leven voer hij in
vele hoedanigheden bij uiteenlopende tak
ken van de scheepvaart. Het bezorgde hem
een weergaloze ervaring en een ongeëven
aarde kennis van zeezaken. Theoretische
kennis was in de 17e eeuw op zee nog van
ondergeschikt belang. Van De Ruyter is
alleen een schrift met zeevaartkundige aan
tekeningen bekend uit het begin van de
jaren dertig, toen hij halverwege de twintig
was. Als walvisvaarder voer hij naar Jan
Mayen en Spitsbergen; als kaper doorkruis
te hij de Noordzee en het Kanaal; als koop
vaardijschipper zeilde hij naar Ierland,
Schotland, Scandinavië, de Middellandse
Zee, Marokko, Brazilië en het Caraïbisch
gebied. Alleen in Oost-Indië is hij voor zover
bekend nooit geweest. Ruim dertig jaar
dienst bij walvisvaart, kaapvaart en koop
vaardij maakten van De Ruyter een zeeman
met zout in zijn bloed. Dankzij een kort
intermezzo als kapitein op een oorlogsvloot
tijdens een expeditie naar Portugal maakte
hij in die periode zelfs een zeeslag mee.
Het varen op zee kende voor De Ruyter wei
nig geheimen meer toen hij op 45-jarige leef
tijd opnieuw bij de marine in dienst trad. Als
opperbevelhebber in de succesvol verlopen
slag bij Plymouth (1652) tijdens de Eerste
Engelse Oorlog, bewees hij ook zijn
bekwaamheid als vlootvoogd. Hij had een
geschikte vooropleiding genoten: een groot
deel van zijn collega's op de oorlogsvloot was
hun carrière ook begonnen bij de koopvaar
dij, die gold als reservoir voor bekwame zee
officieren. In het verloop van de Eerste
Engelse Oorlog toonde De Ruyter dat hij
over meer dan gemiddelde kwaliteiten
beschikte.
Kwaliteiten die werden opgemerkt door
raadpensionaris Johan de Witt, die in de
niet uitgesproken Oranjegezinde zeeofficier
een geschikte kandidaat voor de opvolging
van de in 1653 gesneuvelde Maerten Tromp
zag. De Ruyters enorme bescheidenheid ver
hinderde deze bevordering, die gezien zijn
lage rang en nog korte dienstbetrekking bij
de oorlogsvloot niet zonder precedent zou
zijn geweest. Hoewel van speciale vriend
schapsbanden in de volgende jaren geen
sprake was, vergat De Witt de kundige De
Ruyter niet. De raadpensionaris zou een
andere vlootvoogd dan De Ruyter stellig niet
zo gemakkelijk hebben belast met de onver
wachte expeditie naar Afrika en Amerika in
1664. De Ruyter stelde hem niet teleur.
Mede dankzij de grote ervaring opgedaan in
zijn koopmansjaren, kweet hij zich voortref
felijk van zijn taak in de hem onbekende
wateren. Toen hij terugkeerde was de
Tweede Engelse Oorlog begonnen, met de
voor de Republiek desastreus verlopen slag
bij Lowestoft. De Ruyter werd binnenge
haald als een held, als de enige die het land
van de ondergang kon redden. Hij had
definitief naam gemaakt. De Witt liet hem
onmiddellijk in plaats van Cornelis Tromp
tot opperbevelhebber van de voor Texel
gereedliggende oorlogsvloot benoemen.
In goed overleg gaven De Ruyter en De Witt
leiding aan de vloot en er ontstond vriend
schap tussen beiden. Het werd de raadpen
sionaris duidelijk dat de luitenant-admiraal
de aangewezen "rechterhand' op de vloot
was die hij tot dan toe had moeten ontberen.
Een unieke samenwerking tussen twee
vrienden ontstond, die buitengewoon veel
heeft betekend voor de totstandkoming van
de sterke Nederlandse oorlogsvloot, die in
opeenvolgende zeeslagen nu wel tegen de
Engelsen opgewassen bleek. De Witt was de
man die zorgde dat door de Staten-
Generaal, de Staten van Holland en de
admiraliteiten de besluiten werden geno
men die een voorspoedige vlootuitrusting
ten goede kwamen. De Ruyter zorgde voor
de praktische uitvoering van dat laatste. Zo
bemoeide hij zich anders dan vaak is veron
dersteld niet daadwerkelijk met de oprich
ting van een korps mariniers in december
1665.
Ook als opperbevelhebber van de vloot ging
De Ruyter door een leerproces heen. Op zijn
bevelvoering in de Vierdaagse Zeeslag en de
Tweedaagse Zeeslag in 1666 is het een en
4
Den Spiegel, juli 1996