getracht een haven op diepte te houden.
De werking was als volgt: indien nodig,
werd bij opkomend water, door de sluis
open te zetten, de kom achter de spuisluis
vol water gezet. Met hoogwater werd de
sluis gesloten en bij het eerst volgende
laagwater, dus bij een flink verschil in
waterstand aan weerszijden van de sluis,
werden de schuiven opengetrokken. Het
water stroomde nu met grote snelheid
naar zee en het bezonken slib in de haven
spoelde naar buiten. Deze waterstroom
kon ook nog benut worden voor het aan
drijven van een watermolen. Namen als
Spuistraat, Spuiplein, Molenwater herin
neren hier nog aan. Men moet wel beden
ken dat de toenmalige schepen geen grote
diepgang hadden.
Als er veel slib bezonk of het slib een vas
tere pakking had kon men een z.g.
Krabbelaar inzetten, een scheepje met
onderwater beweegbare schotten of krab-
belijzers (een soort eg). Deze woelde de
bodem wat los waardoor het slib gemak
kelijker wegspoelde.
Door het groter worden van de schepen,
die ook een grotere diepgang hadden, of
ook wel een grotere aanslibbing, was het
op diepte houden van de haven met
behulp van spuisluizen niet meer voldoen
de en moest men overgaan op baggeren.
Bij kleine havens kon dit met de hand
gebeuren met een z.g. baggerbeugel, een
lange stok met op het eind een zak aan
een beugel, die over de grond werd getrok
ken en werd leeggestort in een scheepje.
Indien er een grotere diepte was vereist,
werden baggermolens ontwikkeld. Als
motor is wel een door mensen aangedre
ven tredmolen gebruikt.
Ook in het oude Vlissingen met zijn vele
havens waren indertijd een aantal
spuisluizen aanwezig.
Eén van die oude gegraven havens was de
Wester- of Koopmanshaven, die in 1308
gereed kwam. Zij bestond uit de
Voorhaven, waar thans de loodsboten lig
gen; in het verlengde hiervan lag de eigen
lijke Koopmanshaven of Bierkaai (thans
Bellamypark) en de Achterhaven, ook wel
Schardijnhaven en weer later Kaaskade
genoemd de huidige Spuistraat). Deze
laatstgenoemde haven stond via een
spuisluis in verbinding met het "groot
Molenwater", ter plaatse van de vroegere
"kom". Met deze spuisluis trachtte men de
havens op diepte te houden.
Aan weerszijden van de Spuistraat, het
Bellamypark en de Nieuwendijk kan men
nog zien, dat de straten vanaf de oude
havens iets aflopen, b.v. de vroegere
Kolvenierstraat en de Scherminkelstraat,
de Bakkersgang, Kerkstraat, Groene-
woud, Nieuwstraat, Sarazijnstraat en
Lombardstraat. Richting Walstraat lopen
de straten weer iets op omdat hier een wal
lag met daarachter een verdedigingsvest.
De huidige Vissershaven (vroeger Nieuwe-
haven of Engelse kaai genoemd) kwam in
1443 gereed. De aan de Vissershaven aan
sluitende Pottekaai, (tussen Wilhelmina-
straat en de Hendrikstraat) ook wel
Rommelhaven genoemd, kwam in 1581
gereed. Op de Pottekaai sloot weer de
Dokhaven (later het kleine dok en de
afbouwkade van de Schelde) aan. De
Dokhaven stond in open verbinding met
de gelijktijdig (1609-1614) gegraven
Oosterhaven. Deze Oosterhaven mondde
even ten Oosten van de Oranjemolen in de
Westerschelde uit. In de mond van de
Oosterhaven werd een keer-en spuisluis
gebouwd.
Tussen de Pottekaai en de Dokhaven lag
een spuisluis, de Leeuwensluis, waarover
een brug de Lappersbrug. Oorspronkelijk
stond de Pottekaai via de Vissershaven in
open verbinding met de zee. Deze twee
havens moesten door te spuien op de
Leeuwensluis op diepte gehouden worden.
Gezien de afstand tot zee en de relatieve
grootte van de havens, zal het resultaat
onbevredigend zijn geweest.
Toen de spuimiddelen van de Leeuwen
sluis in 1818 geheel vervallen waren en
niet meer konden worden gebruikt om de
Rommelhaven en de Vissershaven op
diepte te houden, liet de Gemeente
Vlissingen tussen 1824 en 1828 een
spuisluis bouwen. Deze lag tussen de
Pottekaai (Rommelhaven) en de Vissers
haven, onder de daar aanwezige 'Roode
Brug'. Op de kop van de Vissershaven kan
men in het metselwerk hier nog iets van
Den Spiegel, juli 1996
7