De expositie wordt verdeeld over vier tijds periodes en per tijdsperiode wordt aandacht besteed aan de economische en regionale maritieme ontwikkeling en waar en door wie schepen werden gebouwd. Zoveel moge lijk wordt ook aandacht besteed aan scheepsbouwgeslachten, in Zeeland gebouw de types schepen en de restanten van sche pen en scheepswerven in Zeeland. Per periode zullen twee belangrijke voor werpen centraal staan: een afbeelding van een scheepswerf en een voorbeeld van het type schip dat in die tijd gebouwd werd. De scheepsbouw is in Zeeland overigens niet zo oud. De scheepvaartverbindingen liepen tot 1400 voornamelijk door de binnenwate ren. De handel met de Vlaamse steden was vooral in handen van schippers van de Franse kust uit de Middellandse zee. Rond 1400 ontstaat er een omslag, maar bij de Zeeuwse werven ontbrak de kennis om zelf grote zeegaande schepen te bouwen. Pas in 1549 werd het eerste zeegaande schip door een Bretonse scheepsbouwer in Zierikzee gebouwd. Vanaf die tijd gaat het snel en de periodes die behandeld worden laten de eco nomische ontwikkelingen zien die leiden tot de bouw van diverse type schepen. Zo wer den in de periode tot circa 1575 vooral vis serschepen gebouwd. De Zeeuwse economie dreef in die tijd op de handel in zout en vis. Scheepsbouw was nog marginaal; scheeps onderhoud kwam veel vaker voor, maar vond plaats op de rede, zoals bij Arnemui- den, Veere of Zierikzee. Na 1575 ontstaat een korte maar hevige expansie met als hoogtepunten de oprich ting van de Verenigde Oost-indische Com pagnie (VOC) en de West-indische Compag nie (WIC). Hiervoor had men schepen nodig waar andere eisen aan gesteld werden. In die periode kwam dan ook de scheepshelling in gebruik en werden schepen in serie gebouwd volgens vaste werkwijzen. Er ont stonden complexen met touwbanen zeilma kerijen, smederijen, etc. De kleine particu liere opdrachtgevers verdwijnen en worden vervangen door grote instellingen als de VOC en admiraliteit. In 1795 verandert dit. Economisch stelde Walcheren niets meer voor. Slechts lokale visserij resteerde. Meerdere kleine werfjes voor hoogaarsen, hengsten etc. zagen het licht en bouwden de scheepjes die veel mensen nu nog voor de geest hebben. In 1814 werd in Vlissingen de marinewerf gebouwd. Op deze werf werden allerlei inno vaties doorgevoerd zoals overkapte hellin gen, waardoor men ook bij slecht weer kon doorwerken. Er werd ook geƫxperimenteerd met stoomaandrijving. De laatste periode start na 1900 met de bouw van metalen schepen. Centraal staat daarbij de werf de Schelde, met daarnaast kleinere werven in Terneuzen en Hansweert. De bouwers van de traditionele houten schepen konden de overstap naar de kapitaal- en personeels intensieve werkwijze niet maken en zijn gestopt met produktie. Slechts de gebouwen van enkele werven zijn behouden gebleven en herinneren aan de negentiende-eeuwse scheepsbouw. Den Spiegel, oktober 1996 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1996 | | pagina 17