naar het museum aanzienlijk verlaagd.
Uitgaande van deze voorwaarden zijn de
auteurs van het rapport tot de conclusie
gekomen dat de variant waarbij de "com
missariswoning" blijft staan veel nadelen
heeft. De auteurs zijn voorstander van een
volledige nieuwbouw van dit gedeelte.
Hierbij wordt gedacht aan een gebouw met
vijf bouwlagen. Tussen deze "vloeren" en
het Lampsinshuis komt dan een glazen
ruimte, een atrium, zodat de hele zijkant
van het Lampsinshuis zichtbaar wordt. Het
kan ook gezien worden als een heel hoge
overdekte steeg, waardoor daglicht het
gebouw binnen komt. In dit atrium wordt
een (doorzichtige glazen) lift aangebracht
en het trappenhuis. Via bruggen is het
Lampsinshuis bereikbaar met de
Nieuwbouw. De verschillende bouwlagen
staan in open verbinding met dit atrium. De
begane grond en de eerste verdieping is
gereserveerd voor een koffiehoek, entree,
een verkooppunt en de al eerder genoemde
grote ontvangstruimte. Gehoopt wordt dat
hiermee de drempel om binnen te komen
verlaagd wordt; men ziet immers van bui
ten af het publiek door dit deel van het
museum lopen. Vanuit de binnenkant wordt
tevens de relatie met de Nieuwendijk ver
sterkt.
Het museumgedeelte begint in een ruimte
onder de begane grond. Hiervoor zullen de
kelders met enkele decimeters uitgediept
moeten worden. Via deze kelderverdieping
zijn dan ook de pakhuizen bereikbaar waar
een ruimte voor wisselende exposities,
opslag en werkruimtes kunnen worden
gehuisvest. Via een extra trappenhuis komt
men weer op de begane grond en klimt lang
zaam omhoog om uiteindelijk te eindigen in
het torentje van het Lampsinshuis. Vlak
onder het torentje is een zolder die in de
visie van de auteurs dienst kan gaan doen
als "open opslag". Dat wil zeggen dat een
deel van de opgeslagen voorwerpen, han
gende of staande in rekken voor het publiek
te zien is. Door middel van computers kan
men informatie over de betreffende voor
werpen opvragen.
Voor de inrichting is de Engelsman John
Sunderland gevraagd een visie te geven.
Hoewel zijn rapport nog niet officieel gepre
senteerd is, ziet het er naar uit dat hij met
een concept komt waarbij de traditionele
vorm van presenteren gecombineerd wordt
met een verhaalvorm die verteld wordt door
middel van moderne elektronica. In andere
projecten zoekt Sunderland naar andere
wegen om een verantwoorde culturele bood
schap over te brengen op een voor de bezoe
ker aantrekkelijke manier. Daarmee kan
het museum laagdrempeliger worden en
meer bezoekers trekken. De bezoeker wordt
in speciale ruimtes als het ware opgenomen
in een scene uit het rijke zeeuwse maritieme
verleden. Men kan zich even wanen in bij
voorbeeld het midden van de 17e eeuw en
vanaf de zijlijn meekijken naar de dromen
van een Vlissings redersgezin met hun huis
houding. In dit verhaal (gebruik makend
van de laatste technieken op het gebied van
visualisatie, geluid etc.) figureren allerlei
museumvoorwerpen, die men in de directe
omgeving van deze ruimte in het echt terug
zal vinden. Hierdoor kan een interactie, een
wisselwerking ontstaan tussen de informa
tie, verteld via de droom van dit gezin en het
voorwerp. De museumobjecten krijgen hier
door meer inhoud en gaan hopelijk voor de
bezoekers leven. Het zijn geen dode, abs
tracte voorwerpen meer.
Vóór 1 december zal het gemeentebestuur
een besluit moeten nemen of men met deze
opzet verder gaat. Indien hiertoe wordt
besloten kan Rijksgebouwendienst begin
nen met het bestek gereed maken. Hiervoor
is overigens ongeveer een jaar nodig. Voor de
verbouwing is dan ook nog anderhalf tot
twee jaar nodig, zodat op zijn vroegst medio
1999 het Lampsinshuis haar deuren kan
openen. Voordat het zover is zal het gemeen
tebestuur haar besluiten moeten nemen en
zal vooral veel geld gezocht moeten worden
bij overheden en fondsen, etc.
Den Spiegel, oktober 1996
19