hofstede. Aan landerijen kocht hij in totaal
35 gemeten en 142 roeden. De koop werd
gesloten voor ruim 1418 ponden vlaams,
voor die tijd een behoorlijke som geld.
Jan Bekker kocht de buitenplaats van Dina
Johanna Fruijtier, weduwe van Rombout
van Doorn. In het testament van Rombout
van Doorn was Wiggert Stam als universeel
erfgenaam opgevoerd. Wiggert Stam was
echter reeds overleden, zodat Sara Fruytier
zijn weduwe de erfgenaam was. Zij deed
afstand van de erfenis ten gunste van haar
zuster Dina Johanna Fruijtier volgens de
opgemaakte akte van renunciatie, die op 6
juli 1762 ondertekend werd bij Cornelis de
Zetter, notaris te Vlissingen.
De inboedel (.behalve de huisraad) werd
apart openbaar verkocht. Uit de bewaard
gebleven boedelinventaris komen we vrij
nauwkeurig te weten wat er zo allemaal op
de hofstede te vinden was. De taxatie vond
plaats op 29 juli 1762 door Adriaan
Huybrechts. Daarbij was ook de schepen
bank vertegenwoordigd: schout Isaac de
Crane en als schepenen Jan Hendrikse en
Matthijs de Boo.
Het te verkopen goed betrof vooral gereed
schap zoals: '2 ploegen, bogert ladders, een
boere wagen, 3 ysere eggen, 4 schoppen, 4
vaten, 2 snijbakken, 2 windmolens, 1 partie
bouw en melkersgereedschappen en 3 kruy-
wagens'. Ook levende have en landbouwpro-
dukten kwamen aan bod: '2 varkens, 3
werkpaarden, 12 stuks melkbeesten, en 2
jaarelinge paarden'. Verder: '20 voer hoeij,
1450 schoof rogge, 2100 bos koocstroo, 1250
schoof tarwe, 2 mud swarte boonen, 2 mud
clavers, en 2 partie aardappels'. Vermel
denswaardig hierbij is, dat de aardappel als
cultuurgewas pas eind 18de eeuw ingebur
gerd raakte in Nederland. Helaas is de boe
delrekening verloren gegaan zodat we niet
kunnen zien wie iets kocht en tegen welke
prijs.
Op 17 januari 1780 acht Jan Bekker sr. de
tijd gekomen om het hof in eigendom over te
dragen aan zijn zoon Jan. Samen met in
andere blokken gelegen wei- en bouwland
kwam het bezit neer op een totaal van bijna
27 gemeten grond. Bij dit voorschot op de
erfenis was de buitenplaats getaxeerd op
1390 ponden vlaams. Zoon Bekker moest
wel een rente van 2,5 procent per jaar van
de getaxeerde som betalen aan zijn vader.
Erg lang heeft Jan Bekker jr. niet kunnen
genieten van zijn have en goed want ruim
een jaar later stierf hij en werd begraven op
25 mei 1781 in de Oostkerk te Vlissingen.
Twee maanden later stond Elisabeth
Stokmans, weduwe van Jan Bekker jr. voor
de schepenbank van West-Souburg en ver
kocht het buiten aan Frederik van Citters
uit Middelburg. Er is dan sprake van 'een
hofstede, een boerewoninge, schuyre, stal-
linge en verdere opstal van dien'. De koop
som bedroeg 1400 ponden vlaams).
Frederik van Citters verkocht in 1783 het
buiten aan Abraham Maas uit Oost-Souburg
voor 875 ponden vlaams. Hij verkocht echter
niet alles: van de ruim 27 gemeten grond
was slechts 11 gemeten bij de verkoop
betrokken. Abraham Maas sloot bij die zelf
de Van Citters een lening af van 875 ponden
Vlaams tegen een rente van 3,25 procent.
Erg lang heeft Abraham Maas deze rente
niet moeten opbrengen want een paar
maanden later verkocht hij de hofstede aan
Jan Brouwer uit West-Souburg.
Op 18 oktober 1797 stond de weduwe van
Jan Brouwer, Jacomina de Beaufort voor de
schepenbank. Zij verkocht het buiten voor
de prijs van 675 ponden vlaams aan
Mattheus Reyers uit Vlissingen.
Van de verkoping van de onroerende goede
ren is een verkoopaankondiging bewaard
gebleven (zie illustratie pagina 7). Naast
gereedschap, levende have en landbouwpro-
dukten werd ook enig huisraad te koop aan
geboden: meubels, bedden, dekens, tafels en
stoelen en 'wat er meer zal zijn'.
Mattheus Reyers was getrouwd met
Cornelia Meulblok van Nieuwland op 29
december 1787. Het buiten werd door hem
gebruikt als permanente bewoning.
Een ingevuld vragen-formulier uit 1807
aangaande eigendom, belasting en gezinsge-
gevens vertelt ons dat Mattheus Reyers het
buiten Altyd wel bewoonde met zijn vrouw
en de kinderen Jacobus, Sara en Anna.
Naast de drie kinderen waren er nog drie
dienstbodes in huis. Daarnaast telde het
bezit nog vier paarden en twee schapen.
Voor het personeel betaalde hij 53 gulden en
14 stuivers, voor de verponding (het onge
bouwde zoals landbouw- en weidegrond) 33
gulden en voor de huisschatting (het
gebouwde) 22 gulden en 4 stuivers belas
ting.
Den Spiegel, oktober 1996
5