je, want juist op dat moment diende er zich leen alternatief aan. De raadpensionaris van Zeeland was het ook ter ore gekomen dat Te Water wel eens naar Groningen kon vertrek- •ken. Deze stelde voor om gezien Te Water's kennis van de kerkgeschiedenis en de alge mene geschiedenis van de Republiek, zijn talloze publikaties en z'n werk voor het Genootschap hem te polsen als Geschied- j schrijver van de Provincie, een ambt dat het laatst vervuld werd door Nicolaus Blancar- dus in het midden van de 17de eeuw. De Staten van Zeeland waren het snel eens en vonden Te Water de meest geschikte per- soon. Opvallend was de snelle beslissing van de Staten: binnen een week was de zaak beklonken. Let wel, de vertegenwoordigers I van de steden konden niet zo maar instem men met een dergelijk voorstel. Eerst moest I er zogenaamde ruggespraak gehouden wor den. Goes besloot in dit geval zelfs zonder ruggespraak toe te stemmen. Te Water hoef de niet lang na te denken over dit aanbod en stemde toe. Vervolgens werden de heren uit Groningen voor het beroep bedankt. Enige ij delheid was hem niet vreemd en deze snelle 1 handelswijze van de Staten streelde deze ijdelheid alleen maar. Te Water kreeg I zodoende toegang tot de charters die op de I Griffie berustten, zeg maar het archief. Ook j kreeg hij toegang tot het archief van de Rekenkamer. Als een archivaris ging hij te I werk. De stukken die zich op de griffie I bevonden waren zoals hij dat zelf zegt, 'in bekwame orde gebracht'. Dit had de hoogle- I raar Kluit nog gedaan. Niet alles was geor- I dend; op een zolder lagen duizenden stukken die nog niet waren beschreven. Te Water zou I zich tot z'n vertrek in 1785 naar Leiden bezig houden met, zeg maar, het inventariseren I van het archief van de Staten of zoals hij dat I noemt: 'het eenigzins rangschikken van I papieren en de nutteloze af te zonderen en I van de voornaamste een register te maken'. I Te Water kreeg voor dit bijbaantje, hij bleef I namelijk daarnaast gewoon predikant in j Vlissingen, 52 ponden Vlaams en 10 schel lingen zeg maar 315 gulden per jaar. Hij diende ook als vraagbaak voor de leden van de Staten van Zeeland of voor anderen als het geschiedkundige zaken betrof. Echter ook na zijn vertrek naar Leiden bleef Te Water officieel geschiedschrijver van Zeeland. Ten tijde van de Bataafse republiek in het jaar 1798 werd hij ontheven uit deze functie, die overigens op eigen verzoek onbe zoldigd was na zijn vertrek naar Leiden. Echter in 1803 kreeg hij zijn functie weer terug. Ik heb het niet precies kunnen achter halen maar ik vermoed dat hij deze functie tot zijn dood toe heeft behouden. Het jaar 1778 We naderen het jaar 1778, een voor Vlissingen en de rest van Walcheren een roe rig jaar. Het begon allemaal bij enige koop lieden afkomstig uit Duinkerken, die door de oorlog tussen Frankrijk en Engeland het raadzaam vonden om hun handel over te brengen naar Vlissingen en zich daar ook te vestigen. Deze kooplieden waren katholiek en voor hun godsdienstoefeningen aangewe zen op Middelburg omdat het in Vlissingen de katholieken niet toegestaan was kerk diensten te houden. In sommige steden, zoals in Middelburg werd het de katholieken oogluikend toegestaan om kerkdiensten te houden. Dit moest dan wel niet al te opval lend plaatsvinden (denk aan Onze Lieve Heer op Zolder in Amsterdam). In Vlissingen kende men echter geen pardon. Het was rooms-katholieken verboden samenkomsten te organiseren. Natuurlijk waren er in het verleden pogingen ondernomen, bijvoorbeeld in 1757. De eerder genoemde Duinkerker kooplieden hadden weinig zin om in Middelburg naar de kerk te gaan. Dus dienden zij een verzoek in bij de raad om toestemming te verlenen om een kerk te mogen bouwen. De raad stemde erin toe om de katholieken op een onopval lende plek toe te staan hun eigen kerkdien sten te houden. Ook nu was er weer een groep die het bouwen van een kerk probeer den te verhinderen. Te Water behoorde in ieder geval niet tot die groep. Zelf zegt hij daarover: "Dat aan alle burgers en ingezete nen die het recht van inwoning hadden gekregen niet alleen de vrijheid van geweten maar ook de vrijheid van gemeenschappelij ke godsdienstoefeningen gegeven moest wor den. Vrijheid van godsdienstuitoefening was het beste voor een bevolking, voor de handel en voor de wetenschap." Te Water had ook praktische motieven om de katholieken een eigen bedehuis toe te staan. Als katholieken gedwongen werden om in Middelburg ter kerke te gaan dan werkte dat ongetwijfeld verzuim in de hand. Het verzuimen van de kerkgang werkt doorgaans 'losbandige zedenloosheid' in de hand en dat is weer de oorzaak van 'grote rampen voor landen en Den Spiegel, januari 1997 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1997 | | pagina 21