Saluerend schip van de Admiraliteit op de
rede van Vlissingen, ca 1670
(Maritiem Museum Prins Hendrik,
Rotterdam)
in 1778 een ernstig tekort aan arbeidskrach
ten. Het stadsbestuur meende zelfs de ar
mengelden af te kunnen schaffen, omdat er
een tekort aan arbeidskrachten bestond op
Walcheren. De burgerij in Middelburg werd
opgeroepen bedelaars niet te ondersteunen;
het stadsbestuur was geconfronteerd met
ondernemers die nergens nieuwe werkne
mers konden vinden.
De economische opbloei verdween echter
snel. De Vierde Engelse Oorlog (1780-1784)
was voor de Vlissingse kapers een gouden
tijd, maar het was voor de Noordneder
landse economie desastreus. De reeds ver
zwakte handel met Amerika en Indië kreeg
zware klappen. In 1791 werd de WIC ont-
Het verval van de Zeeuwse
Admiraliteit in de achttien
de eeuw
Het gebruik door de Ad
miraliteit van de dokhaven
nam af. In het midden van de
achttiende eeuw beschikte de
Admiraliteit in Zeeland nog
over zeven schepen. Te weinig
om de hele dokhaven, ge
bouwd om tachtig schepen te
bergen, te gebruiken. In 1775
beschikten de Noordelijke Ne
derlanden over nog maar elf
linieschepen, verdeeld over
vijf admiraliteiten. Wel bleef
de Admiraliteit voor een groot
deel verantwoordelijk voor het
dok, wat niet wil zeggen dat
het dok er ongebruikt bij lag;
integendeel. Vermoedelijk om
de onkosten te kunnen dekken
werd de Dokhaven vanaf de
tweede helft van de achttiende
eeuw meer en meer gebruikt
door de civiele scheepvaart. In
1756 benadrukte de Admira
liteit nogmaals dat civiele
schepen, uiteraard tegen een
burger-of koopvaardij vastge
steld tarief, van harte welkom
waren. In 1780 lagen zoveel
particuliere schepen in het
dok, dat de sasmeester klaag
de dat zij in de weg lagen. Hierdoor kon hij
de haven niet spuien en op diepte houden.
Hij vroeg medewerking van de stad en
dreigde de haven voor koopvaardijschepen
te sluiten. De dokhaven veranderde in de
achttiende eeuw steeds meer in een vesti
gingsplaats voor de beter gesitueerden, die
er hun riante woonhuizen langs bouwden.
De bouw van deze woningen was mogelijk
door deelname van steeds meer Vlissingers
in de V.O.C. In de loop van de achttiende
eeuw investeerden Vlissingse burgers
steeds minder in de kaapvaart of de W.I.C.
maar brachten hun kapitaal onder bij de
meer lucratieve, in Middelburg gevestigde,
V.O.C.
Mede door de al eerder genoemde kaapvaart
kende Vlissingen aan het eind van de acht
tiende eeuw een korte economische bloei.
Vergeleken met de situatie elders in
Nederland was dit uitzonderlijk. Zo was er
Den Spiegel, juni 1997
21