Gezicht op de 'Werf van Aanbouw' met de kappen, ca. 1825
genoot van de Bey van Algiers. In 1816 bom
bardeerde een eskader van Britse en
Nederlandse schepen de haven van Algiers.
Met dit bombardement bond de Bey in en
verdween het dreigement van piraterij bijna
geheel. De marine bleef echter nog een
beperkte tijd patrouilleren in dit gebied.
Door vestiging van het Frans koloniaal
gezag kwam aan deze vorm van piraterij een
definitief einde.
Buiten Europa speelde de marine een
belangrijke rol in de bescherming van de
koloniën. Tot ver in de twintigste eeuw kon
de marine haar meeste activiteiten ontplooi
en in de Indonesische archipel. De marine
werd intensief ingezet om na 1814 het gezag
te herstellen, te jagen op zeerovers, maar
ook om een bijdrage te leveren aan expedi
ties tegen "opstandige" vorsten of eilandbe
woners zoals in Oost-Sumatra in 1819 en
1821, en in 1851 tegen andere volkeren op
het eiland Sumatra.
Een Marinewerf in Vlissingen
Na het herstel van de Nederlandse onafhan
kelijkheid in 1815 werd dankbaar gebruik
gemaakt van de tijdens de Franse bezetting
opgebouwde centrale organisatie en de
GA Vlissingen)
opgedane kennis van de scheepsbouw.
Koning Willem I had de uitvoerende macht
naar zich toegetrokken. Het parlement kon
relatief weinig invloed uitoefenen, waardoor
de door de koning aangestelde minister van
Marine grote vrijheid van handelen had. Hij
was immers alleen verantwoording schuldig
aan de koning. Zijn beleid zette het beleid
van de admiraliteiten voort; het in stand
houden van een beperkte staande vloot met
daarnaast uitgebreide walfaciliteiten per
"zeegat", zodat in noodsituaties de marine
zelf snel schepen kon bouwen en uitrusten.
Deze techniek was in de achttiende eeuw
door de admiraliteiten met succes toegepast.
Omdat de wijze van scheepsbouw in 1814
nagenoeg gelijk was aan die in de achttiende
eeuw, was hiertegen weinig in te brengen.
Er ontstonden royale walorganisaties ver
spreid over het land. Ieder "zeegat" kreeg de
beschikking over een werf van uitrusting en
een werf van aanbouw. De werf van uitrus
ting, die als uitvalsbasis fungeerde, bevond
zich bij voorkeur dicht bij zee, zodat de sche
pen snel konden uitvaren. Zij was voorzien
van de voor de strijd benodigde middelen en
reparatiefaciliteiten. In de haven(s) bij deze
werven bevonden zich de voor de strijd
gereed zijnde schepen en de kazernes voor
Den Spiegel, juni 1997
23