de militairen. Op de werf van aanbouw wer
den schepen gebouwd, gerenoveerd en even
tueel opgelegd. Zij waren minder betrokken
bij de directe oorlogsvoering en konden meer
landinwaarts gesitueerd worden. Ze waren
daardoor makkelijker te verdedigen tegen
mogelijke aanvallen vanuit zee.
De drie "zeegaten" waren de Zuiderzee met
een werf van uitrusting aan het Nieuwe
Diep (bij Den Helder) en een werf van aan
bouw te Amsterdam. Voor de Maasmond
waren dit respectievelijk Hellevoetsluis en
Rotterdam. De Scheldemond week echter af,
de werf van aanbouw alsmede de werf van
uitrusting werden beide gevestigd in
Vlissingen. Oorspronkelijk was Antwerpen
de vestigingsplaats voor de werf van aan
bouw, net als in de Franse tijd, maar door
het traktaat met Engeland van 13 augustus
1814, waarin opgenomen was dat in
Antwerpen geen marineschepen mochten
worden gebouwd;- de Engelsen zagen
Antwerpen nog steeds als 'het pistool
gericht op de borst van Engeland'-, werden
beide werven gecombineerd in Vlissingen.
Het beleid waarbij elk zeegat kon beschik
ken over een werf van aanbouw en een werf
van uitrusting, kwam na 1830 onder grote
druk te staan. Met de afscheiding van België
in dat jaar kwam Vlissingen plotseling
geografisch excentrisch te liggen en werd de
aldaar gevestigde marinewerf strategisch
kwetsbaar. De Nederlandse Staat ontkwam
niet aan bezuinigingen. De marine legde tot
1840 nieuwbouwplannen nagenoeg stil en
het onderhoud aan de vloot beperkte zij tot
een minimum. De conditie van de schepen
was slecht, -menig marineschip stamde nog
uit de Franse tijd-. De bezuinigingen had
den echter nauwelijks gevolgen voor de wal-
organisaties zelf. Vanuit het parlement
kwam dan ook steeds meer kritiek op dit
beleid. Diverse kamerleden oefenden druk
uit om de rijkswerven in Rotterdam en
Vlissingen te sluiten en schepen te laten
bouwen op particuliere werven. Vooral de
liberalen drongen hierop aan; zij gingen
ervan uit dat particuliere werven deze sche
pen veel goedkoper konden produceren. De
regering besloot nieuwe schepen te laten
bouwen, maar van sluiting van de rijkswer
ven was vooralsnog geen sprake.
Na de afkondiging van de nieuwe grondwet
in 1848, waarbij de rol van de Koning sterk
werd teruggedrongen en de ministers ver
antwoording moesten afleggen aan de volks
vertegenwoordiging, werd de mogelijkheid
voor het parlement, om het marinebeleid
aan te passen veel groter. Reeds in 1848
moest de minister de toezegging doen om
rijkswerven te sluiten. In 1850 sloot de
Rijkswerf te Rotterdam. Als reden werd de
slechte verbinding tussen Rotterdam en
open zee genoemd, waardoor het uitbrengen
van de te Rotterdam gebouwde schepen een
kostbare en tijdrovende aangelegenheid
was. De werf in Vlissingen werd, mede van
wege de uitgebreide faciliteiten en ligging
aan diep vaarwater, voorlopig nog openge
houden.
Het einde van de Vlissingse marinewerf
Ondanks de gunstige faciliteiten in Vlis
singen besloot de regering in 1861 uit bezui
nigingsoverwegingen toch tot sluiting. De
uitvoering van dit besluit liet echter op zich
wachten tot 1868. In het jaar waarin tot
sluiting was besloten, werd een parlemen
taire enquêtecommissie voor een nieuw
marinebeleid ingesteld, die pas in 1866 haar
conclusie uitbracht. Gedurende dit onder
zoek werden alle in 1861 genomen besluiten
opgeschort. Inmiddels was de marine begon
nen met het bepantseren van marinesche
pen. Hierdoor kregen de aangepaste mari
neschepen een zodanige diepgang dat -
indien ze in Amsterdam als de enige
overgebleven werf van aanbouw verbouwd
zouden worden- ze de Noordzee nooit kon
den bereiken. Het Kanaal door Noord
Holland en de route via de Zuiderzee was tot
die tijd te ondiep voor deze schepen. Daarom
werden de schepen in Vlissingen, dat
immers aan diep vaarwater lag, bepantserd.
Na bepantsering stationeerde de marine de
schepen in Den Helder of Hellevoetsluis.
Uiteindelijk bleef er een wachtschip met het
gebruik van een magazijn aan land.
Hiermee bleef er in Zeeland, gezien het
omvangrijke militair-maritieme verleden
slechts een 'station', een bunkerplaats voor
de marine over. Meestal waren er maar een
of twee schepen permanent aanwezig.
24
Den Spiegel, juni 1997