'Van Zeeuwse Admiraliteit tot Marine in Zeeland1 Wilbert Weber Tot en met 28 september 1997 is in het Stedelijk Museum Vlissingen (Bellamypark 19) de expositie 'Van Zeeuwse Admiraliteit tot marine in Zeeland' te zien. De expo sitie gaat in op de geschiedenis van de marine en haar voorganger de Admiraliteit in Zeeland. Inleiding Het gezag over Zeeland was in de elfde en twaalfde eeuw regelmatig een twistpunt tussen de graven van Vlaanderen en van Holland. Een goede uitvalsbasis voor een vloot in dit gebied was voor de Hollandse graven van groot belang. Centraal in deze strijd lag het eiland Walcheren, met aan bei de zijden een belangrijke vaarroute naar de Vlaamse steden: de Ooster- en Wester- schelde. Om een eventuele vloot te kunnen bergen liet graaf Willem III van Holland tussen 1304 en 1308 een haven graven in de buurt van een dorpje dat Vlissingen heette. Tijdens oorlogsdreiging dienden de steden in dit graafschap schepen uit te reden, waarna deze verzameld konden worden in de nieuw gegraven haven. Voor dit doel werd deze echter nauwelijks gebruikt. Intussen ontstond er in West Europa het gebruik om een instituut toe te voegen aan de Admiraal, die verantwoordelijk was voor de oorlogsvoering op zee. Dit werd de admi raliteit die onder andere functioneerde als een soort rechtbank voor zaken die zich op zee afspeelden. In de 15e eeuw hadden de Bourgondiërs de functie van Admiraal- Generaal. Zij woonden op Sandenburg bij Veere, waardoor in 1487 de eerste admirali teit gevestigd werd in dit Zeeuwse stadje. Daarmee werd dit tot midden van de zes tiende eeuw de voornaamste vlootbasis van Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. De locatie was niet zo vreemd, omdat in die tijd de economische centra in Vlaanderen lagen en Veere zich aan het begin van de vaarrou te naar de Vlaamse steden bevond. Het was echter niet zo dat er in Veere grote com plexen lagen. In Veere werd recht gesproken en er was een voor die tijd zeer groot maga zijn, het Landsarsenaal, gelegen ten westen van de haven. In tijden van oorlog werden de steden verplicht schepen te leveren, die in Veere van ammunitie voorzien konden worden. In tijden van oorlog huurde men een schip Deze traditie van het inhuren van schepen bleef nog heel lang gehandhaafd. De admi raliteit had geen staande vloot, maar op momenten van oorlog werden de steden ver plicht te equiperen. Zo werd tijdens de Tachtigjarige oorlog versneld een vloot opge bouwd. Er kwamen twintig schepen uit Vlis singen, twintig uit Zierikzee en tien uit Veere. Tweëendertig schepen zouden de Scheldes bevaren en voor de Vlaamse kust koersen. Zij dienden als blokkade- of wacht schip, met als taak controle en het eventueel opbrengen van vijandige schepen. De rest diende als reserve om snel in te kunnen grij pen. Op de Schelde voeren platboomde scheepjes met zes a tien kanonnen. Voor de Vlaamse kust voeren vlieboten met zes tot twintig gotelingen plus later kromstevens en karvelen en een enkele galei. Kapers als aanvulling van de oorlogs vloot In een oorlogsperiode konden particulieren een kapersbrief ontvangen. Met zo een ver klaring, uitgegeven door de vorst, had men het recht vijandige schepen aan te vallen en het schip als buit naar de thuishaven te brengen. De kaper mocht een flink deel van de opbrengst houden. Toen in april 1572 de opstand losbarstte en Vlissingen op 6 april de kant van Oranje koos, maakten veel inge zetenen van dit stadje gebruik van deze Den Spiegel, juni 1997 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Den Spiegel | 1997 | | pagina 21