Oproer in Vlissingen op
28 augustus 1570
Ad Tramper
De hertog van Alva gaf in 1569 opdracht om nauwkeurig in kaart te brengen hoe
het met de verdediging van Holland en Zeeland was gesteld. Walcheren, kreeg
gezien haar strategische ligging, bijzondere aandacht.
Het gevolg van deze belangstelling voor het
voormalige eiland was, dat de steden
Vlissingen, Middelburg en Veere de nodige
troepen ingekwartierd kregen. De soldaten,
soms vergezeld van vrouw en kinderen,
moesten bij de plaatselijke bevolking ge
huisvest worden. Dat dit de nodige spannin
gen opleverde lag voor de hand. Reeds eer
der, op 25 september 1567, had de magi
straat van Vlissingen al breedvoerig haar
ongenoegen geuit tegen kapitein-generaal,
graaf Van Meghen, die een vendel Duitse
soldaten wilde toevoegen aan het reeds aan
wezige Waalse vendel. Men had geen idee
hoe al deze soldaten gehuisvest moesten
worden. De meeste huizen hadden maar één
haardstede en Vlissingen was een stad van
overwegend schamele luyden, die meren
deels de kost verdienden met de haringvis
serij. De inkwartiering zou een te zware wis
sel trekken op de bevolking. Het protest
haalde echter niets uit.
De druk van een steeds toenemende inkwar
tiering van soldaten deed zich voelen in de
genoemde steden. Op 4 februari 1572 vroeg
Anthonie van Bourgondië, gouverneur en
superintendent van Zeeland aan het stads
bestuur van Vlissingen waarom ze toch
zoveel zwaricheyt maakten om twee solda
ten binnen de stad te huisvesten. Die twee
soldaten konden er toch nog wel bij? We heb
ben hier echter te maken met de druppel,
die de emmer bijna deed overlopen. De laat
ste druppel, viel een paar maanden later: op
6 april 1572, toen Vlissingen zich bevrijdde
van het Spaanse juk.
Waren er in juni 1570 al problemen geweest
in Veere, een paar maanden later vielen er
in Vlissingen de nodige schermutselingen te
noteren. Alva vreesde een aanval op
Vlissingen en de 'sleutel der Nederlanden'
moest met hand en tand verdedigd worden.
Op 28 augustus 1570 liep het echter behoor
lijk uit de hand tussen de plaatselijke bevol
king en de aanwezige militairen. Wat er op
die middag gebeurde is minutieus geregis
treerd aan de hand van getuigenverklarin
gen.
Twee van deze ooggetuigen komen hier aan
het woord. De letterlijke tekst is zoveel
mogelijk overgenomen. Soms is een verdui
delijking tussen haken vermeld. Met enige
goede wil moet de welwillende lezer hier wel
uit kunnen komen.
Hieronder volgt het relaas van Commer
Antheuniszoon, schipper en poorter van
de stad.
Commer Antheuniszoonscipper en poorter
deser stede, oudt synde ontrent 57 jaeren.
Gehoort ende geexamineerd bij eede. depo-
seerd, dat gisteren naer noene [drie uur 's
middags] ontrent tusschen de drie en de vier
ure, hij deponent is gecommen uut zyn scip,
liggende voor den Leen ende is gaen sitten
voor de pasteybackers op 't zuyteinde, alwaer
hy terstont hoorde seggen hoe datter te zynen
huuse alis rumoer was. Waerop hy naer huus
gegaen is, ende daer commende heeft hy
bevonden dat drie soldaten, den eenen te
zynen huuze gelogiert wesende, smeten des
deponents huusvrauwe zulx, dat zy noch
blauwe ooghen ende een kaeke opgeloopen
heeft, 't Welc hy deponent ziende, heeft
terstont geseyt 'wel wat wilt ghy hier het
rumoer maeken', ende terstont zoe heeft den
soldaat, tot des deponents huuse gelogeert
wesende, genomen een tinnen kanne ende
heeft den exponent daer mede op zyn hooft
ende schoueren gesmeten. Insgelycx deden de
anderen oic met tinnen cannen, die zy ten
huuse van den deponent genomen hadden,
hem slaende op den rugghe ende lendenen.
Den Spiegel, januari 1998
3